ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
Banana en Louie hadden het goed voor elkaar. De één was een Beagle, de ander een Weimaraner en hun baasje woonde in een groot huis in de heuvels van Hollywood. Omgeven door het groen en de natuur werd in de woonkamer van de villa ook nog eens een heuse zandbak aangelegd, met een piano erin. Daarop speelde de baas dag en nacht zijn liedjes, soms droef, soms opgewekt, maar altijd hemels mooi. In het zand lagen ze aan zijn voeten, Banana en Louie, kalm en rustig door de zalvende klanken die de piano voortbracht en de stem van hun baas, tot diep in de nacht.
De vibes waren goed, begin 1966, daar in het huis in de heuvels. En toen ze op een dag mee mochten naar de stad, was het helemaal feest. Opgewonden zette hun baas ze voor een microfoon en begon als een wildeman op en neer te springen, zwaaiend met z’n lange armen. Ze blaften van plezier, Banana en Louie. In een naastgelegen hok werd na een paar minuten gek doen een knop ingedrukt; ze stonden erop, de pet sounds van Pet Sounds.
De baas van Banana en Louie heette Brian Wilson en was aan een waar avontuur bezig – al jaren, sinds hij met zijn broers Dennis en Carl, zijn neef Mike Love en schoolvriend Al Jardine The Beach Boys oprichtte. In de voetsporen van The Four Freshmen zongen de jongens uit Hawthorne, Californië meerstemmige popliedjes, die op hun beurt weer werden geïnspireerd door de zon, de zee en het strand die hun thuisstaat zo tekenden. Brian, de oudste van de drie broers, schreef hits over surfen, auto’s en meisjes en de rest volgde. The Beach Boys werden met Surfin’ USA, Little Deuce Coupe, Fun, Fun, Fun en I Get Around het uithangbord van de opkomende tienercultuur en de stralende Amerikaanse tegenhanger van die andere idolen, uit het verre, regenachtige Liverpool.
Na een paar jaar keihard werken was het echter Brian die de rest niet meer kon volgen: hij schreef de hits, arrangeerde alle instrumenten en harmonieën, produceerde de platen in de studio, al ruziënd met z’n vader Murry – heel wat voor een jongen van begin twintig. En bovenop alle creatieve onrust was er nog de rompslomp van het toeren, de druk van het avond na avond optreden voor duizenden mensen en vooral de onvoorstelbare stress die het leven in de spotlights met zich meebracht. Brian, toch al een huismus, droeg het gewicht van de wereld op z’n schouders. En toen brak hij, op tien kilometer hoogte.
Op weg naar een zoveelste optreden in Houston, vlak voor kerst 1964, lag Brian Wilson ineens in het gangpad van het vliegtuig, huilend en jammerend. Hij wilde naar huis, ging naar huis en bleef thuis. The Beach Boys werd een tweekoppig monster: Brian bleef schrijven en produceren, met de studio als voornaamste werkterrein, de andere jongens (met eerst Glenn Campbell en uiteindelijk Bruce Johnston als vervanger op het podium) verkondigden het woord in den lande en zongen eenmaal thuis van tournee het nieuwe materiaal in. Het bleek een goede greep: het geld van de optredens bleef binnenstromen, aan populariteit werd niets ingeboet en in LA stak de nieuwe aanwas ondertussen steeds vernuftiger in elkaar; Brians productiviteit kende een enorme boost, gevrijwaard van alle non-artistieke verplichtingen. Maar de opleving had ook nog een andere oorzaak: drugs.
Het begon met een jointje, in de loop van 1965 had Brian ook de LSD ontdekt. En eenmaal door die deur gestapt, was er geen weg meer terug – al wisten de meeste avonturiers dat destijds nog niet. De marijuana kalmeerde Brian en gaf bovendien een nieuwe, ruimtelijke outlook aan de muziek. Eenmaal on acid werden echter ook andere elementen van zijn toch al gecompliceerde brein geactiveerd: hij begon stemmen te horen en zich vreemd te gedragen naar zijn vrouw, bandmaats en verdere omgeving toe. De waanideeën en psychoses gingen echter ook gepaard met baanbrekende muzikale inzichten: er zijn geen grenzen aan wat je met muziek kan doen, hooguit praktische beperkingen, maar met genoeg mankracht en collectieve fantasie moesten de mooie dingen die Brian in zijn hoofd zag zich ook een weg naar buiten kunnen vechten. En dat bleek in de zomer van 1965 nog te gaan lukken ook.
Brian adoreerde producer Phil Spector en omgekeerd zag Spector ook wel dat de jonge hitmachine meer in zijn mars had. Brian keek letterlijk (hij werd daartoe door Spector zelf in de studio uitgenodigd) van de grillige, doch geniale geluidstovenaar af hoe hij instrumenten bovenop elkaar legde, stemmen isoleerde of juist samenvoegde en een heel orkest, de roemruchte Wrecking Crew, dirigeerde tot de zogeheten Wall Of Sound, een gelaagd, ruimtelijk totaalgeluid, bombastisch en door alle losse elementen toch heel grijpbaar. Brian was niet zozeer muzikaal beïnvloed, maar meer geïnspireerd door Spectors werkwijze en besefte dat dit de sleutel kon zijn naar de schatkamer die zich, uitpuilend en immer groeiend, in zijn eigen hoofd bevond. De studio als geheel zou het machtigste instrument blijken dat Brian Wilson ooit tot zijn beschikking had.
Inhoudelijk volgde Brian vooral z’n eigen pad, meer en meer gestuurd door geestverruimende middelen, al vallen ook de zelfverworven vrijheid en onafhankelijkheid van externe factoren niet uit te vlakken als aanjagers. Op de zon, zee en strandliedjes was hij na drie jaar uitgekeken en vanaf Today! kregen de Beach Boys-platen een volwassener en vooral ook eenduidiger karakter: geen vullertjes om de hits mee aan te lengen, maar evenwichtige collecties songs, die op zichzelf ook een enorme groei vertoonden. Help Me, Rhonda en California Girls bleken de prijsnummers van de zomer van 1965 – meer en meer werden de sprookjesachtige harmonieën onderlegd met een exotische melange van jazz, soul, rock & roll en zelfs klassieke invloeden, terwijl het meisje in de tekst uitgroeide tot vrouw. The Beach Boys waren nog altijd jong, maar zagen nu ook een toekomst voor zich.
Brian zelf beet zich ondertussen stuk op de Amerikaanse muziekbusiness: het publiek wilde hits, het platenlabel ook, alleen voelde Brian dat hij iets neer kon zetten dat groter was, tijdlozer, betekenisvoller dan wat dan ook tevoren. De middelen had hij, met studio, de Wrecking Crew en inspiratie (en drugs) volop. Maar hoe moest hij het aanpakken? Het laatste zetje kwam vanaf de overkant van de Atlantische oceaan.
In december 1965, een jaar na Brians ineenstorting hoog in de lucht, brachten The Beatles Rubber Soul uit. In de Amerikaanse versie, nog iets verder strakgetrokken dan de Britse, was Rubber Soul een consistent, folky popalbum en toen Brian de plaat hoorde ging er letterlijk licht branden in de heuvels boven Hollywood. ‘Zo’n plaat ga ik maken!’, riep Brian tegen zijn vrouw en de wedloop tussen de twee grootste creatieve genieën van onze moderne popmuziek was een feit. Het was Tony Asher die Brian Rubber Soul liet horen – het tweetal kende elkaar uit het studiowezen en had een klik als het om songschrijven ging. Brian had het idee, gaf een onderwerp en een paar goeie hooks, en Asher vertaalde Brians gedachtegang naar een afgemeten songtekst. Toen hij Rubber Soul meebracht, waren de twee nog maar net een paar weken samen aan de slag. Het presentje bleek een reuzensprong en het definitieve startschot voor wat een half jaar later Pet Sounds zou worden.
Eerder gelegde puzzelstukjes vielen vervolgens als eerste in elkaar: op suggestie van Al Jardine had Brian met de Wrecking Crew in de zomer al de Caribische traditional Sloop John B. onder handen genomen. Als test had Wilson zijn oude probeersel In My Childhood aan Asher meegegeven, die op zijn beurt terugkwam met You Still Believe In Me. In januari 1966 vlogen de Beach Boys naar Japan voor een tournee en kon het echte werk beginnen. Brian werkte in ruwweg drie etappes aan elk nummer: thuis, aan de piano, met z’n hoofd in de wolken en Banana en Louie aan z’n voeten, kwamen de ideeën, de ‘feels’, zoals hij de ruwe diamantjes zelf noemde. Met Tony Asher sleep Brian er vervolgens een concreet briljantje van, dat vervolgens in het juwelenatelier terechtkwam: studio 3 van United Western Recorders, aan Sunset Boulevard.
Na het jarenlange werken met Phil Spector keek The Wrecking Crew nergens meer van op, al was deze 23-jarige Brian Wilson toch ook wel een aparte snoeshaan. Een bijzonder kind, zogezegd, want hij bleek de complete arrangementen van de op te nemen nummers in z’n hoofd te hebben zitten. Alleen kon hij ze niet uitschrijven, dus werden de losse spelers en divisies één voor één geïnstrueerd – de muzikanten schreven vervolgens zelf hun schema wel uit.
Ruimte voor suggesties was er ook. Drummer (en de facto bandleider) Hal Blaine had een tas vol toeters en bellen, die net zolang geraadpleegd werd tot het tamboerijntje werd gevonden dat Brian in z’n hoofd had. Geen inval was te gek: een accordeon in Wouldn’t It Be Nice, een theremin voor I Just Wasn’t Made For These Times, colaflesjes, plastic bakjes, sleebellen en alle mogelijke muziekinstrumenten onder de horizon, liefst tegelijk. En dan waren er nog Banana en Louie, die slotstuk Caroline, No het donker in blaften, gecounterd door een voortrazende trein. Nee, een plaat als deze was in Los Angeles, of waar ook ter wereld, nog nooit gemaakt.
Toen The Beach Boys terugkeerden uit Japan stonden ze versteld van wat ze aantroffen: dit lag wel héél erg ver van de muziek die niet alleen zij, maar ook hun luisteraars gewend waren. De rechtlijnige Mike Love stak z’n verbazing niet onder stoelen of banken: moest hij deze bullshit echt zingen? Ook Jardine had z’n vraagtekens maar bezon zich op commentaar: de man die de band al z’n succes heeft geschonken zal vast wel weten wat hij doet. Bruce Johnston, net een jaar bij de band, was al lang blij dat hij met zo’n elaboraat project mee mocht doen en broers Dennis en (vooral) Carl waren diep onder de indruk: hun oudste broer was een genie, dat wisten ze nu helemaal zeker.
De zangsessies bleken een crime: hoe magisch de jonge Beach Boys in topvorm ook klonken, bij elke take zat er wel iemand ergens fout in de ingewikkelde arrangementen. En alleen Brian die het hoorde en ze dus weer opnieuw liet beginnen, tot het ochtendgloren aan toe. De man moet hondenoren hebben, zo concludeerde Mike Love cynisch: hij hoorde dingen die gewone mensen niet op kunnen pikken, alleen honden. Het maakt, met een beetje fantasie, nog sense ook: Pet Sounds dat zo minutieus en perfect klinkt om Banana en Louie, z’n maatjes onder de piano, vooral niet teleur te stellen…
En zo lag er half april 1966 een werkstuk van krap 36 minuten dat de naam Pet Sounds droeg, namens The Beach Boys, al hadden de bandleden op de zang na weinig met de totstandkoming te maken. Een serene collectie luistermuziek, in plaats van de dansliedjes waar het publiek nog altijd om vroeg. Niet de buitenwereld, die toen al voorzichtig door de opkomende countercultuur werd uitgedaagd, maar de diepste zieleroerselen van de universele jongeman in z’n twintiger jaren stonden centraal. Liefde, verraad, onzekerheid, isolatie, verdriet, wantrouwen, vertrouwen en hoop, gevat in dertien ingehouden songs die de luisteraar noden tot een investering van zijn kant: dit is muziek die je mee naar huis neemt en niet ter plekke consumeert. Een op zichzelf staand meesterwerk bovendien, al blijven de betrokkenen volhouden dat er van een inhoudelijk concept geen sprake is.
Brian hield het destijds op losse stukken, die bij elkaar een geheel vormen. En inderdaad, een echte rode draad in de vorm van een hoofdpersoon of narratief is op Pet Sounds niet te vinden. Gezien de vele persoonlijk klinkende ontboezemingen en liefdesperikelen zou de makkelijkste lijn de autobiografische zijn, maar zowel Brian als Tony Asher verklaarden dat de persoonlijke achtergrond slechts het startpunt was, niet het onderwerp. Zo was God Only Knows, door Carl de hemel ingezongen, bovenal bedoeld als vraagstuk over eeuwige liefde en gooide zowel Asher als Brian een oud vriendinnetje in de smeltkroes om tot het hartverscheurende Caroline, No te komen. Dat Brians echtgenote haar lange manen rond diezelfde tijd kortwiekte had er ongetwijfeld mee te maken, maar de ex van Asher had ooit hetzelfde gedaan, een meisje genaamd Carol. En het had niet veel gescheeld of het slepende sluitstuk van Pet Sounds had Carol, I Know geheten.
Achteraf gezien is wel vast te stellen dat I Just Wasn’t Made For These Times één op één te herleiden is tot Brian Wilsons eigen leven in 1966. Sterker nog, het verhaal van Pet Sounds in z’n totaliteit gaat verscholen in het monumentale nummer. Als je zo innovatief bent dat niemand je begrijpt, voel je je heel alleen. Het is vurig te hopen dat de tijd jouw eigen state of mind op den duur inhaalt, want anders blijf je zweven in het oneindige niets. En wat is je bestaan dan nog waard?
Wel, in het geval van Pet Sounds kwam het allemaal goed. Hoewel de Amerikaanse jeugd bepaald niet warm liep voor de complete experience, wisten singles Wouldn’t It Be Nice, Sloop John B. en God Only Knows de ongekende brille toch in vrij hapklare nuggets voor het voetlicht te brengen. De platenmaatschappij bleef echter ontevreden over de onbegrijpelijke commerciële zelfmoord van z’n kip met de gouden eieren: er werd in allerijl een compilatie in de markt gezet, die aan het eind van het jaar nog beter bleek te hebben verkocht ook. Amerika was in 1966 nog niet klaar voor Pet Sounds. Maar dat was niet erg, de plaat was er nu eenmaal en liep niet weg.
En dan was er nog Engeland, waar de plaat op eigen kracht wel de nodige impact had. The Beach Boys werden hierbij een handje geholpen door de plaatselijke muziekscene en The Beatles in het bijzonder. Toen Bruce Johnston voor het verschijnen met een acetaat van Pet Sounds in Londen verbleef, stond Keith Moon op een avond in z’n hotelkamer, met John Lennon en Paul McCartney in z’n kielzog. Of ze, alsjeblieft, die nieuwe plaat eens mochten beluisteren? Na vijf keer hadden de twee Beatles er nog geen genoeg van en ter plekke geschiedde het wonder: net zoals hun Rubber Soul Brian Wilson het juiste duwtje had gegeven, wisten Lennon en McCartney meteen dat ze hun eigen Pet Sounds wilden maken. Een jaartje later lag ie er, de bonte stoet die Sergeant Pepper’s Lonely Hearts Club Band heet. Weer vijftig jaar verder staan ze op 1 (Sgt. Pepper) en 2 (Pet Sounds) in de lijst van Rolling Stone’s 500 beste albums aller tijden.
Brian Wilson leek ondertussen in Los Angeles steeds verder van de tijdlijn verwijderd te raken. Het artistieke slagen van Pet Sounds sterkte hem in zijn overtuiging dat er nóg meer in zat en hij ging verder Good Vibrations, een minisymfonie in de vorm van een popliedje, waarin evenveel ideeën, thema’s en invloeden samenkwamen als in heel Pet Sounds. De bedoeling was het nummer nog op de plaat mee te nemen, maar het proces bleek te complex. Daar ging de groei van Brian Wilson als creatief genie ook meteen de mist in: de wonderlijke invallen van Pet Sounds konden nog met menselijke middelen worden verwerkt. Zowel de creatieve groei als het mentale verval zetten echter stevig door – en hoe. Volgende halte: Smile. En de totale ineenstorting van de artiest Brian Wilson, die zich nog decennia lang zou voortslepen. Exact een jaar na de release, in mei 1967, werd de opvolger van Pet Sounds gecanceld. Brian trok zich terug in zijn zandbak, waar het stil bleef. Alleen Banana en Louie blaften af en toe door de leegte heen – alleen zij konden het intense verdriet van hun baasje in de indringende stilte horen.
PET SOUNDS 50TH ANNIVERSARY EDITION bestaande uit 4 cd’s (de mono- en stereo-versie van het album, plus 35 outtakes, 15 alternatieve mixes, 11 live-opnames en meer) en één Blu-ray ligt vanaf 10 juni in de winkel. Ondertussen toert Brian Wilson deze zomer door Europa en Amerika met een integrale uitvoering van het klassieke Beach Boys-album.