ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
My Baby (14:45 uur, Hotot) heeft er zin in en besluit, voor aanvang van de door hen gegeven eerste main stage-show van Down The Rabbit Hole 2017, een spontaan optreden te geven bij de ingang. Helaas lopen we omdat we al braaf staan te wachten bij de Hotot dat optreden mis, maar gelukkig neemt het trio die spontane energie ook mee de grote donkerblauwe tent in. Het publiek staat dan al te popelen om te beginnen en is onrustig en schreeuwend zoals een festivalpubliek hoort te zijn. Opener Love Dance gaat er dan ook meteen goed in; de band geeft het publiek wat het wil en minutenlang wordt als in trance los gegaan op de dansbare en tribale psychedelica. Eindelijk mogen we weer, lijken de lichamen te zeggen; en al het opgekropte enthousiasme dat in ze zit gaat er uit.
Die vroege opluchting lijkt het publiek vervolgens een beetje te verlammen: zijn ze al te veel energie verloren? Zangeres Cato van Dijck heeft het door en in haar rol als moderne voodooblues-priesteres pept ze met vastberaden beglitterde ogen het publiek weer op om ze zo in Make a Hundred weer naar de volle honderd procent te pushen. Omdat 95 procent goed is, but not a hundred, zoals ze zelf zegt. Dat lijkt leadgitarist Daniel ‘Dafreez’ Johnston ook te beseffen en na haar woorden beëindigd hij abrupt zijn persoonlijke worsteling met het geluid van zijn gitaar als de Nieuw-Zeelander met hoedje – bijna uit koppigheid – nog even twee heftige solo’s er uit knalt in het laatste deel van de set. Niets meer aan toe te voegen; Down The Rabbit Hole 2017 is nu echt begonnen. (TvdM)
We moeten toch maar eens zo’n elektrische luchtbedpomp aanschaffen, bedenken we ons als we bij het konijnenhol induiken met Cage The Elephant (16:45 uur, Hotot). Dan hadden we nu misschien nog net zoveel energie als Matt Schultz, de frontman van de Amerikaanse rockformatie. Schultz, broer van de eveneens eeuwig enthousiaste gitarist Brad, klinkt weliswaar wat schel, maar compenseert dat door als een soort stuiterbal over het podium te eh… stuiteren, en dat terwijl hij niet eens geslapen heeft vannacht. De show zelf moet even op gang komen, mede omdat de geluidsman wel in slaap gesukkeld lijkt te zijn, maar ontwikkelt zich halverwege tot de ideale opwarmer voor de al vrij vol gestroomde Hotot.
De beste nummers van meest recente plaat Tell Me I’m Pretty (2015) vormen een verdienstelijk blokje, dat ook nog wordt gevolgd door oudje Ain’t No Rest For The Wicked. Het nummer leunt op een riff die rechtstreeks uit Becks Loser lijkt te komen, maar dat mag de pret geenszins drukken. Waarom zou het ook. Meer dan tien jaar na zijn release staat de praatgezongen publieksfavoriet nog prima overeind. Zo ook de wat recentere afsluiter Cigarette Daydreams, dat in zijn dooie eentje de eenzijdigheid uit de set haalt. Na al het machogedrag beweegt de band zich niet meer als een olifant in een porseleinkast en breekt in de best briljante ballade de melancholie door. De zon trouwens ook. (DB)
Laten we hopen dat de fans van Nick Mulvey (17:40 uur, Fuzzy Lop) dit concert zich niet zullen herinneren als ‘dat concert met die ballonnen’. De Engelse singer-songwriter komt ondanks zijn vijfkoppige ondersteuning wat onzeker op en lijkt dringende behoefte te hebben aan nog wat meer steun van zijn vaak – in ieder geval vandaag – jonge fans. Die doen dat graag en met liefde, maar worden zeker in het begin van de set afgeleid door een tiental rijk gekleurde ballonnen die willekeurig de Fuzzy Lop in zijn gegooid. Het soms geïrriteerde gemep tegen de luchtmonsters vormt een merkwaardig contrast met de gevoelige, wereldlievende folkpop van Mulvey en lijkt zelfs de bandleden af en toe af te leiden.
Als het merendeel van de ballonnen moedwillig kapot is gemaakt, verlegt de focus zich weer op Nick en klinken er al snel tientallen vrouwen- en meisjestemmen, vol passie meezingend met Cucurucu. Het aanzwellende en door de band met veel kracht bijgezette Meet Me There lijkt Mulvey zelfs wat opluchting te geven, maar ondanks de over het algemeen degelijke show zal het door zijn onzekerheid waarschijnlijk niet gelukt zijn nieuwe fans te winnen vandaag. Jammer. (TvdM)
Minstens zo energiek als Schultz is Nick Allbrook, een soort piepjong uitziende Peter Pan die de leiding heeft over POND (17:45 uur, Teddy Widder). De band uit Perth is – u kunt het nu al raden – het al lang niet meer zo kleine broertje van Tame Impala, waarin beide frontmannen ook spelen. Onder de ongetwijfeld bezielende leiding van de frontman van die band en producent van PONDs platen, Kevin Parker, heeft de formatie het pad van pure psychedelica naar psychedelische pop gevonden. Het vijftal opent zijn set nog dromerig, maar opent daarna vooral de dansvloer met een gelikte show die geen moment gemaakt voelt. POND is minder bezwerend dan Tame Impala, maar heeft minstens zo leuke liedjes en is een stuk losser in de heupen. De show is wel strak, maar is ook vol van spontaniteit. Vooral bij het materiaal van het kersverse The Weather valt dat op. Single Paint Me Silver is halverwege het hoogtepunt van de set, al doen ook de daaromheen geposteerde tracks van Man It Feels Like Space Again (2015) het goed. Met de titeltrack van die plaat brengt POND, dat op Down The Rabbit Hole de laatste show van zijn tour speelt, zijn trip tot een einde; van pop nog even terug psychedelica. Kevin Parker keek, en zag net als wij dat het goed was. (DB)
En jij maar denken dat die folkfase, die stiekem de schuld is van zaterdagheadliner Fleet Foxes maar écht werd gestart door de doorbraak van Mumford & Sons in 2009, allang voorbij was. Niets is minder waar, zo blijkt uit het feit dat we het West-Londense Bear’s Den (18:45 uur, Hotot) aantreffen in de grootste tent van het festival. De heren hebben goed gelet op hun maatjes van Mumford en Zonen BV: ze zwoeren de banjo op hun laatste plaat af en maken nu jaren tachtigrock die tussen Bruce Springsteen en The War On Drugs ligt (de afstand is inderdaad niet erg groot). Down The Rabbit Hole staat er wel een banjo op het podium, en dat is maar goed ook.
De verder vrij saaie show wordt op momenten dat ouder materiaal wordt afgestoft veel stemmiger, helemaal wanneer ook twee trompetten tevoorschijn worden getoverd. Dan klimmen meisjes spontaan op de schouders van hun vriendjes en kan de menselijke behoefte om altijd en overal mee te klappen volop bevredigd worden. Frontman Andrew Davie krijt zowaar pretoogjes van de publieksreactie, al uit hij dat op zo’n zachtaardige manier dat het op den duur op de zenuwen gaat werken en we hem ervan te beginnen te verdenken copywriter bij de Xenos te zijn. Tot het slot van de set dan, want daarin worden hits Above The Clouds of Pompeii en Agape van stal gehaald, en komt het kippenvel op onze armen echt niet alleen meer door de frisse wind die door de tent waait. Hebben die fucking folkgasten het toch weer geflikt. (DB)
Wand (19:30 uur, Fuzzylop) maakt psychedelische garagerock. Waar we een hard begin van de show verwachten, beginnen de mannen uit Californië vrij ingetogen. Het begin heeft wel iets weg van The Bends-periode van Radiohead – of dat moet komen doordat we de afgelopen week niets anders hebben geluisterd en alles erop begint te lijken. Maar dan begint het te lopen. Als ware Witch Doctors bezweren ze de Fuzzylop met psychedelica, dat ineens kan losbarsten in stevige garagerock. De enige echte Witch Doctor Torre Florim (De Staat) loopt trouwens met z’n kompanen over het terrein. Een verrassingsoptreden zaterdag of zondag zou zijn Down The Rabbit Hole-monopolie compleet maken. Maar goed: terug naar Wand, want die zijn gewoon goed. De drumpartijen strak en vol roffeltjes en de jams lang en galmend. De tent lijkt het nog niet helemaal te snappen. Deze is namelijk halfleeg en waar een pit normaliter vanzelfsprekend is bij deze band, is het vandaag nogal braafjes. (JS)
De tijd dat we dj’s met laptops met de grond gelijk maakten omdat ze alleen ‘hun mail aan het checken’ zouden zijn, ligt (gelukkig) achter ons. En toch verdient Londenaar Simon Green, beter bekend als Bonobo (20:45 uur, Hotot) pluspunten: hij grijpt zijn plek als veredeld voorprogramma van Moderat aan om zelf te solliciteren naar de spot die de Duitsers nu bezet houden en pakt uit met een zeskoppige band (inclusief dwarsfluit) en een gastzangeres. En dan heeft hij ook nog prachtige visuals die doen vermoeden dat David Attenborough ieder moment als volgende gast het podium kan betreden, en die ook nog perfect aansluiten op de set. Het is inmiddels wat te koud geworden om te zwemmen in het meer, dus laat het publiek zich gewillig door de Brit onderdompelen in een warm bad. Zo beweegt de Hotot ook: er wordt wel wat gedanst, maar het publiek deint vooral wat af, alsof het zich onder water bevindt. Relatief rustig vaarwater welteverstaan, want Bonobo blijkt beheerst en volledig in balans. Tegelijkertijd heeft de producer de touwtjes stevig in handen. Af en toe schiet een van die handen omhoog en dirigeert Green zijn band naar zijn volgende doel. Dat doel is niet spanning of sensatie, ben je mal. Bonobo hecht – hoe cliché het ook klinkt – aan warmte. En warm, dat was het. (DB)
Het kwartet dat live Weval (21:10 uur, Fuzzy Lop) is, gebruikt de kleine tent, verstopt in een klein hoekje van het terrein, waarvoor hij bedoeld is. De felle lichten blijven uit, de met zwarte doeken omlijste tent wordt gevuld met rook en het publiek mag zich in deze nu tot spannende kelder omgetoverde Fuzzy Lop laten vollopen met de hypnotiserend geluiden van de elektronica. Met geen enkel benul meer van de buitenwereld, ook al staat ongeveer een derde van het publiek buiten, wordt jong en oud bedwelmd door de beats, de dromerige synthesizer, de drums… De Fuzzy Lop barst uit zijn voegen, volgt zijn instinct, cirkelt met zijn armen, danst, zweet… en dat terwijl de band geen woord tegen ze zegt. Op een zeer gemeend dankjewel na voor de aankondiging van het laatste nummer blijven ze stil en laten ze hun publiek in de trance. Het is razend knap wat Weval doet en misschien is de tent wel te klein voor hoe groot ze nu al zijn na een debuutalbum en twee EP’S, maar dan hadden we in het donker van de Fuzzy Lop dit tot nu hoogtepunt van het festival moeten missen. (TvdM)
Voor een festival dat zoveel aandacht schenkt aan zijn nachtprogramma, deed Down The Rabbit Hole er best lang over zijn eerste écht elektronische headliner te boeken. Gelukkig is Moderat (22:45, Hotot) niet de minste. De Duitse supergroep van Apparat en Modeselektor kwam voor het eerst samen in 2003, heeft inmiddels drie zeer aardige albums achter de rug en promoveert op Down The Rabbit Hole naar de headlinercategorie. Meer dan terecht, zo blijkt. Ghostmother is op meest recente plaat III (2016) een rustpunt, maar vormt vanavond vooral het startpunt van een steeds harder wordende serie beats en bassen, bijvoorbeeld die van de tergende tweede track A New Error. Het geluid is slecht, maar Moderat speelt zo snoeihard dat zelfs dat de Duitsers niet kan stoppen. Overweldigend is het, zoals het drietal zich naar de overwinning knokt. Niet door een gemakkelijke hitparade te spelen, want daarvan blijkt Moderat er intussen best veel te hebben, maar door de tijd te nemen en nummers als Running en Eating Hooks door middel van remixes uit te bouwen tot loodzware composities waarin amper nog liedstructuren te ontdekken zijn.
Die veelzijdigheid blijkt ook de kracht van Moderat. Een tranentrekker van Apparats Sascha Ring trekt meerdere malen de technotrein van Modeselektors op gang, die vervolgens de groene grasweide rondom de Hotot kaalslaat. En wij waren net zo blij dat er weer gras groeide op die vorig jaar zo verregende vlakte. Gelukkig biedt Moderat ook genoeg genot voor het oog: de visuals kennen we inmiddels wel, maar metershoge handen en afwisselend alle geometrische figuren die we kunnen bedenken, dat blijft indrukwekkend. Datzelfde geldt voor Moderats slotsalvo, dat bestaat uit oudjes Les Grandes Marches, No. 22, Milk en vanzelfsprekend klassieker Bad Kingdom, die het konijnenhol doet kolken en een massaal meezingmoment uitlokt. Het drietal schakelt daarin naar de snelste versnelling en geeft nog eens goed gas. Dan is de diesel van Moderat definitief leeg, maar is Down The Rabbit Hole meer dan ooit klaar om de nacht in te dansen. (DB)
Britser dan Slaves (23:00 uur, Fuzzylop) kom je ze niet vaak tegen. Zingende -schreeuwende dekt de lading misschien beter – drummer Isaac Holman strooit met f-words en houdt van datgene dat alle Britten bindt: verhaaltjes vertellen (‘it’s storytime everybody!’). De punk van het duo werkt wonderwel goed op dit verder weinig rockende festival. Misschien ook wel logisch, want als je zoveel energie erin gooit als Holman doet, moét het wel werken. De man is een beest. Staand ramt hij zijn drumstel wonder boven wonder net niet doormidden. Met een blik als een dolle stier spuwt hij zijn teksten over ‘miserable fucking wankers’ (Cheer Up London) en een vrouw die tijdens het zoeken naar haar auto ineens Bigfoot tegenkomt (Where’s Your Car, Debbie?). Het is punk in zijn meest rauwe vorm en Down The Rabbit Hole vindt het heerlijk. (JS)
Het nachtprogramma begint met Trentemøller (00:00 uur, Teddy Widder), maar echt los wil het nog niet komen in de Teddy Widder. En ja dit is volledig aan de Deen te wijten. Waar zijn vroegere werk nog uit progressive house bestond, maakt de 44-jarige Anders Trentemøller nu vooral indie. Zangeres Marie Fisker vult de vijfkoppige liveband af en toe aan met wat Deense teksten, zo nietszeggend waarvan je je afvraagt waarom dat nodig is. Het geheel kabbelt spanningsloos voort tot aan het laatste nummer, waar ineens wél vuur in zit. Het onthaal op dit housenummer is groots. Zo lust de Teddy Winder ze wel, maar het komt voor de Deen gewoon te laat. (JS)
Door Dirk Baart, Tim van der Mond en Jeroen Sturing / Fotografie: Lisa Boels
Gezien: 23 juni 2017, Down The Rabbit Hole, Beuningen