In OORnotOOR belichten we elke maand een artiest, een genre, een muzikale uithoek of een veelbelovend opbloeiende scene die je normaliter misschien niet zo snel in OOR zou verwachten – of hoogstens in de krochten van onze recensierubriek. Omdat ze ‘officieus’ buiten onze scope vallen. Deze maand: John Zorn, de freejazz-duizendpoot wiens immense oeuvre sinds kort op de streamingdiensten te beluisteren is.
Fotografie Jostijn Ligtvoet
Wie? John Zorn. Altsaxofonist, componist, improvisator, conceptualist, provocateur, labeleigenaar, talentontwikkelaar, eclecticus, zeventiger, bril- en camouflagebroekendrager, New Yorker, postmodernist en nog het een en ander.
Waarom nu? Omdat het altijd wel kan. Er gaat zelden een maand voorbij of er komt wel een nieuw album uit met zijn naam erop. Maar vooral omdat zijn erfgoed ineens een stuk toegankelijker is geworden voor de gewone man.
Hoe dat zo? John Zorn is een eigenwijs en koppig man, die het nooit zo had op de streamingdiensten. Mede daardoor leek het soms of zijn werk zich afspeelde in een soort parallelle, onontdekte wereld, want promotie-exemplaren voor de pers, daar had meneer ook een broertje dood aan. Maar sinds kort is bijna zijn hele catalogus op Spotify en de andere streamers te beluisteren. Honderden titels, letterlijk. En als je daardoorheen bent: de rest van de catalogus van Tzadik, het label dat hij opzette voor niet alleen zijn eigen muziek, maar ook die van verwante geesten. Opgedeeld in series als New Japan, Radical Jewish Music, Composer Series, Oracles (voor vrouwen) en nog het een en ander. Man, daar kun je jaren mee vooruit.
Radical Jewish Series, hm? Geboren New Yorker John Zorn (ook al weer 70) is van Joodse komaf en dat wil hij weten ook. Ooit, in de jaren negentig, vertoonde hij zich op het vliegveld van Riem, bij München, met een Jodenster op zijn jas genaaid. De douane raakte er flink van in de stress. Het was ongeveer de tijd van Kristallnacht, het album waarmee hij de wereld met de neus drukte op zijn Joodse identiteit. Twaalftoonstechnieken, klezmermelodieën en andere buitengebieden gingen hand in hand, en hoe. Maar het centrale stuk heet Never Again: een lange, uiterst confronterende collage van glasgerinkel en heel gemeen klinkende toespraken in het Duits.
Hoe heb jij John Zorn eigenlijk leren kennen? We gaan lang terug. Ik kwam zijn naam voor het eerst tegen in de vroege jaren tachtig op platen uit de New Yorkse underground. ‘Alto saxophone, game calls’ stond er dan steevast achter zijn naam, en dan hoorde je wilde uithalen en woeste notenzwiepers, toen al heel confronterend. Hij had al naam gemaakt in de improscene en daar ontwikkelde hij zijn eigen technieken voor, vaak ontleend aan de speltheorie. Midden jaren tachtig zag ik hem een paar keer in Groningen, beide keren met zijn compositie – of spelstrategie – Cobra, als ik me niet vergis.
De muzikanten stonden dan in een halve cirkel en ik herinner me iets met haarbanden, kaarten in verschillende kleuren, opgestoken handen. Heel ontregelend eigenlijk en toen moest de muziek nog komen. Een soort piepknor in de achtbaan, maar wel reuze spannend. Rond diezelfde tijd (1985) werd hij echter ineens een soort superster van de avant-garde. Vooral door zijn album The Big Gundown, gevuld met nogal radicale bewerkingen van de filmmuziek van de beroemde Ennio Morricone. Dat album verscheen op Nonesuch, een fijnproeverslabel onder de vlag van het Warner-concern, dus dat leverde optimale exposure op. Dat gold ook voor Naked City, de groep die hij opzette met onder meer gitarist Bill Frisell en drummer Joey Baron. Hadden we de term ‘eclectisch’ al gebruikt?
Dat gold al helemaal voor deze band. De grenzen opzoeken van improvisatie en compositie, maar dan wel in de context van een soort rockband, dat was het idee. En daar kwamen allerlei invalshoeken aan te pas, van hardbop via filmmuziek, surf, ambient, exotica, atonaliteit tot en met grindcore. De hoes van het titelloze debuut had een foto van een neergeschoten lijk, uit het beroemde boek van gangsterfotograaf Weegee waarnaar de band zich vernoemd had. Toen Zorn voor de hoes van Leng Tch’e allemaal gedetailleerde foto’s van oude Chinese marteltechnieken had geselecteerd, hield Nonesuch het voor gezien.
Pijnlijk. Nou, niet voor Zorn zelf, want die vond snel genoeg weer onderdak bij verschillende labels. Onder meer bij het bekende metal- en grindcorelabel Earache, voor Painkiller, zijn project met Bill Laswell en vroegere Napalm Death-drummer Mick Harris. Heerlijke noise in grindcoretempo’s (Torture Garden) of juist in slepende ambientmixen. En intussen blies hij net zo gemakkelijk hardbopdeuntjes in verschillende contexten, met het album News For Lulu als meest opmerkelijke resultaat.
Dus hij kan echt saxofoon spelen? Absoluut, al gaat hij er prat op dat hij nimmer repeteert. Dat bleek al helemaal toen hij losging met zijn kwartet Masada. Kort gezegd: de methodes van het klassieke kwartet van freejazzman Ornette Coleman, bezetting incluis, toegepast op Joodse melodieën en toonladders – maar die kun je ook Midden-Oosters noemen. Vernoemd naar een rotsplateau waar zich rond het jaar 70 een heftige strijd afspeelde tussen Joodse strijders en de Romeinse bezettingsmacht.
Voor Zorn was dit een zuivere uitdrukking van zijn Joodse identiteit, uitgedrukt dus met de middelen van de freejazz. Drummer Joey Baron speelt dan ook een glansrol in deze groep, net als contrabassist Greg Cohen (ook in de weer met Tom Waits) en trompettist Dave Douglas. Een groep met een volstrekt eigen identiteit en een haast telepathisch samenspel. Dit was zo’n gesmeerd lopende operatie dat de groep binnen de kortste keren niet minder dan tien pracht-cd’s volspeelde, in vrijwel identieke hoezen.
Dat lijkt me wat veel van het goede. Ja, of te weinig, en dan hebben we ook nog een handvol livealbums, elk met hun eigen karakter (die zitten op Tzadik en staan dus wel op de streamers, anders dan de Masada-studioplaten en trouwens ook de Naked City-albums). John Zorn de componist bleek ook ontketend, want binnen de kortste keren had hij honderden composities geschreven voor de verschillende Masada-boeken. Die zijn nu dicht, met de teller op 613. Een magisch getal in de Kaballah, de mystieke Joodse leer.
Hoe is het toch mogelijk! Er moet wel meer zijn tussen hemel en aarde. Los daarvan: die composities staan ook op de lessenaars van allerlei andere ensembles uit de kringen rond Zorn. Ik zag eens, in Utrecht, een concert van het sextet dat meen ik later als Bar Kokhba door het leven ging (naar de gelijknamige, prachtige dubbelaar). Zorn zat erbij in zijn legerbroek, altsaxofoon op schoot of onder zijn stoel (niet alle details blijven je bij). Maar geen noot spelen hoor. En toch was het prachtmuziek, onmiskenbaar John Zorn. Verdiep je in die titels, doorgaans in het Hebreeuws, en je wordt een stuk wijzer omtrent die geschiedenis.
Meneer de componist dus, meneer de dirigent. Maar dan dus in camouflagebroek in plaats van smoking of jacquet. Eigenlijk is dat de rol die hij aanneemt op de meeste platen waar zijn naam op staat, en daar verschijnt er bijna wel één per maand van. Hij componeert echt prachtige stukken, voor strijkkwartet, jazzkwartet of drie gitaristen, maar ook voor rumoerige bands met bijvoorbeeld zanger Mike Patton (Faith No More, Mr. Bungle, Tomahawk) en/of drummer Kenny Grohowski (Imperial Triumphant, vorig jaar op Roadburn en in deze rubriek).
En dan hebben we nog een hele reeks albums met onze held op verschillende kerkorgels: The Hermetic Organ. Die nerveuze collagestijl waar Zorn bekend mee werd, heeft hij grotendeels achter zich gelaten, al duikt dat springerige, met die schokeffecten, af en toe weer op. Hij zoekt zijn inspiratie vaak in mystiek, gnostiek, magie (zwart of anderszins), kunststromingen, poëzie – allemaal zaken die het leven meer kleur en diepgang zouden kunnen geven. Net als zijn muziek. Maar een kerstplaat kan ook, van zijn groep The Dreamers, met Mike Patton.
En dan hebben we het nog maar amper gehad over de rest van die rijke catalogus op Tzadik, zijn eigen label. Een curator, ook dat nog.
JOHN ZORN’S MASADA 30TH ANNIVERSARY EDITION: THE COMPLETE STUDIO MASTER TAPES is in oktober via Tzadik verschenen. De 10cd boxset bundelt de tien Masada-albums die tussen 1994 en 1997 in Japan zijn uitgebracht.