‘Fucking wicked’, vindt Foals-voorman Yannis Philippakis van het uit Brighton afkomstige Egyptian Blue. Ik vermoed dat hij er iets van de opwindende onbesuisdheid in terughoort die zijn eigen band nog had ten tijde van debuut Antidotes (2008). Hij mag er jaloers op zijn, gezien de goedaardig funkende stadionrock die Foals tegenwoordig produceert.
Egyptian Blue kreeg óók de zegen van IDLES-zanger Joe Talbot (‘Fucking sick’), maar die steunt tegenwoordig elk bandje dat baldadig buiten de lijnen kleurt (we noemen een DITZ). Hoe dan ook, het geeft prima aan uit welke hoek de wind hier waait.
Die van de postpunk, inderdaad, maar dan zónder de eeuwige praatzanger en mét een voorliefde voor verraderlijk schuivende maatsoorten en gitaarmozaïekjes, terwijl het geheel netjes uit de buurt van mathrock blijft (volgt u nog?). En dan bezitten ze ook nog de prettige gave om de boel kort en bondig te houden: de eerste vijf songs van A Living Commodity blijven ruim onder de drie minuten en ook verderop winnen scherpte en energie het steevast van muzikaal machtsvertoon.
Al verliezen ze zich in het zicht van de finish, in slotstuk Geisha, tóch nog even in onnodig gallery play door die venijnige vijfkwartsmaat lekker uit te melken. Het is ze vergeven. A Living Commodity biedt een dik half uur lang postpunk zoals het beslist ooit bedoeld was: geestdriftig, tegendraads en toch benaderbaar. Goed dat het nog gemaakt wordt.