Wat smachten we met z’n allen naar grootse muziek. De recensent (het zal de lezer misschien bevreemden) meer dan wie ook. Enerzijds omdat de klasse van een briljante plaat ook een beetje op hem afstraalt, anderzijds omdat hij kan zwelgen in zijn eigen hipheid: hij was het toch maar . . .
ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
Het is ook precies de reden waarom gehypete bands, in het belang van een zorgvuldige informatie van de lezer, met de grootst mogelijke reserve tegemoet moeten worden getreden. Ik schoof het debuutalbum van Yeasayer, waarvan de roem ons van diverse kanten tegemoet was gesneld, dan ook met een flinke dosis scepsis in de speler. En zoals zo vaak is ook in dit geval de plaat niet zo briljant als de hijgerige verhalen willen doen geloven – maar verdomd goed is hij wel. Het opmerkelijke aan het album is dat het uit sterk uiteenlopende bestanddelen (indierock, gospel, metal, neofolk) een consistent geheel weet te smeden. De beste songs reken ik tot de muzikale hoogtepunten van het jaar. In Wait For The Wintertime roept Yeasayer met haar typische gescandeerde groepsvocalen een onheilspellende, bijna apocalyptische atmosfeer op, die halverwege het nummer overgaat in een lichtvoetig wiegend, van onweerstaanbare handclaps voorzien motief. Ook het bizarre openingsnummer Sunrise en de stuwende single 2080 maken indruk. Naar het eind van de plaat verliezen de composities wat aan onderscheidend vermogen en keren de onpersoonlijke, meerstemmige vocalen zich tegen de band. (Nog) geen meesterwerk dus, deze All Hour Cymbals, maar de plaat is zwanger van de belofte ervan. MATTHIJS LINNEMANN