Ze is goed met hoezen, Lael Neale. Ook dit derde album krijgt weer een omslag mee die naadloos past bij de muziek: zwart-wit, tikje eenzaam, tikje dromerig. Negen liedjes telt het album, negen dromerige overpeinzingen die naarmate de plaat vordert steeds verder uit elkaar lijken te vallen.
In het begin is het nog alsof ze op de keukenvloer liedjes van Lou Reed aan het spelen is – een aaneenschakeling van akkoorden. Of, zoals in Down On The Freeway, een drumcomputer die met Neale mee rent naar de grenzen van de stad. ‘I might be late / But I’ll be there’, verzekert ze ons. De liedjes uitkleden tot er alleen maar zwevende skeletten over zijn: het werkt het best als ze écht doorzet. Met het vorderen van de plaat verdwijnt ook de weinige opsmuk en wordt die keukenvloer steeds eenzamer. De mensen trekken voorbij in Tell Me How To Be Here, terwijl ze als een ruimtevaarder in een dik pak probeert te reiken naar blikken die niet terugkijken. Op haar best maakt Neale normale situaties gewichtloos, zoals in de prachtige afsluiter There From Here, waarin ze niets anders doet dan door het ultieme Nergens van een vliegveld dwalen en kijken naar de tijdschriften, de drank en de meuk. De wereld in slow motion, en Neale kijkt toe.