Met zoveel mogelijk mensen zo min mogelijk geluid maken. De haast fluisterende stem van Gaëtan Vandewoude, dicht op de oren, begeleid door meer dan je op het eerste gehoor zou denken: een gitaar, wuivend koper, een vrouwenstem. De laatste worp van Isbells is, laten we er niet omheen draaien, een plaat voor een zekere stemming. Traag, bedachtzaam, contemplatief. De ‘pop’ is helemaal verdwenen uit de uit jamsessies ontsproten folkwerken die de band ons voorschotelt.
Anderhalf uur duurt de plaat, met liedjes van negen, tien, vijftien minuten. Als u ooit gehoord hebt van de band Modern Nature – nu, dat idee. In breed uitwaaiende nummers toont Vandewoude zich nog wel altijd peinzend. In Brown Paper Bag is hij verdwaald en alleen op deze godverdomse wereld, in Turtles And Birds schiet het landschap aan hem voorbij en vraagt hij zich af of zij hetzelfde ziet, hetzelfde voelt. Tijd voor een grapje is er in de afsluiter, een aanklacht tegen de ratrace waarvan de definitie rechtstreeks van Wikipedia komt, inclusief bronvermelding. Ook hier zoekt hij de kleine geneugten des levens die hem troost kunnen bieden met een gefantaseerde dood in aantocht. Anderhalf uur zachte, beleefde, vriendelijke reflectie. Het is een plaat met weinig antwoorden, weinig vechtlust ook, maar naar negentig troostrijker minuten zal het in januari lang zoeken zijn.