1993, Amsterdam. Klassieke muziek. Kinderen Voor Kinderen. Nationaal Kinderkoor. Kobra Ensemble. EP’s Pitou (2016) en I Fall Asleep So Fast (2018). Antwerpen, Rock Werchter. Pitou Nicolaes in een notendop. En nu is er dan haar langverwachte debuutalbum Big Tear. En wat voor een geweldige en fijnzinnige plaat is dat geworden.
Na Laurie Anderson-achtig gezucht en vocale gotiek begint zij Devote met de constatering: ‘Here I am / I am dying slowly.’ Dat laatste geldt vanzelfsprekend voor iedereen, maar hopelijk maakt Pitou voordat haar eind zich aandient nog heel veel muziek met het hoge niveau van het relatief gitaarloze Big Tear. Ze koppelt folk en pop aan kamermuziek, met dank aan onder anderen het Sun*Sun*Sun String Orkestra, Pieter Theuns (theorbe), Remy van Kesteren (harp), Marc Alberto (sax) en het subtiele slag- en percussiewerk van Mischa Porte en Frank Wienk. Pitou kan klinken als een jonge Joni Mitchell, de oude Joan Shelley en de immer 26-jarige Nick Drake. De liedjes zijn een opgestoken vinger richting poeha en zitten vol zinderende subtiliteiten. Met heldere stem zingt Pitou over een kapotte relatie (Melody), vluchtgedrag (Knife), zelfontplooiing (Dancer) en veerkracht (Big Tear). Achter de hemelse zang gaat soms een kleine hel schuil. Knife start met ‘I see your face / I just want to cut / Make it bleed.’ Big Tear is het bewijs dat muziek zonder spierballen toch krachtig kan zijn. En meer dan prachtig.