De zanglijnen van albumopener On The Road Again hebben een hoog daar-gaan-we-weer-gehalte, alsof Habibi er helemaal geen zin in heeft dat het hele circus weer van vooraf aan begint. Het is maar schijn. De vreugde zit in de details. In dat pianootje dat als een zangvogel de stiltes vult, in die gitaar die als een irritant insect rond je hoofd zoemt.
Habibi is niet de meest productieve band op aarde – we moesten vier jaar wachten op negen nieuwe liedjes – maar je zou wensen dat elke artiest zoveel zorg aan zijn muziek besteedt. De ingrediënten zijn op elke song min of meer hetzelfde: sixties-girlbands, garagepop, robuuste gitaren, dromerige zang, een vleugje psychedelica, toonladders uit het Midden-Oosten. Maar je blijft geboeid, omdat de focus telkens verschuift. De interlude die het album gevoelsmatig in tweeën deelt, bewijst de kracht van de toewijding. Bij veel bands zou zo’n nummer een inwisselbaar niemendalletje zijn. Habibi maakt er een waar kunststuk van, een psychedelische woestijnsong die de volle vijf minuten broeit. Dream Machine is net te duister om onverschrokken vrolijk van te worden en juist te opgewekt om bij te somberen, maar voor alle stemmingen daartussenin vormt dit de ultieme soundtrack.