Twintig jaar talentenjachten op de televisie heeft het volk besmet met het idee dat zuiver zingen en goed zingen synoniemen zijn. Nou kan het best geinig zijn om te horen hoe iemand vijf complete akkoorden beheerst, zoals het ook leuk was toen ik op het Leidseplein in Amsterdam een man een lantaarnpaal in zag klimmen terwijl hij ondertussen een balletje hooghield.
Het samengedromde publiek stond met open mond te kijken, enthousiast wierpen we onze kwartjes in de pet. Maar een kunstje en kunst zijn verschillende dingen. Dat brengt me op de janglepop van The Umbrellas. Wat kunnen zij geweldig nét niet zuiver zingen. Ze zitten er heus niet de hele tijd naast, maar precies vaak genoeg; meestal bij een lastige uithaal, soms juist op onverwachte momenten. Dat zingen-alsof-niemand-luistert werkt uitermate aanstekelijk, de vele koortjes verdubbelen de pret, de twaalfsnarige gitaar zorgt voor de nodige eigenheid – al moest ik geregeld aan Speedmarket Avenue en Saturday Looks Good To Me denken, maar wie herinnert zich die bands nou nog? Zodra The Umbrellas gas terugnemen, verkeer je direct in melancholische kerstsferen, wat nog eens versterkt wordt door de sleighbells uit het afsluitende nummer. Ook qua verschijningsdatum zit deze band er nét naast.