Ze lieten op Noorderslag, te midden van alle knaldrangrumoer, ‘een volle Marathon-zaal drie kwartier aandachtig en in stilte luisteren’, aldus een doorgaans betrouwbare bron. Ik was er niet bij, maar geloof het meteen.
Solomon uit Maastricht is een band van grote gebaren en verfijnde details; mits goed in balans appelleert die combi als een tierelier aan de sentimenten van een zaal vol fijnproevers. Al zal hun muziek het ongetwijfeld ook goed doen op festivalweides na zonsondergang (want: aanstekers). De zomer zal het leren. Blikvanger én onmiskenbare troef van Solomon is zanger Koen de Witte. Een man met een stem als een scheepshoorn, een bariton van Tom Smith-achtige afmetingen (waardoor het bandgeluid soms angstaanjagend dicht in de buurt van Editors belandt). Een stem ook met een dusdanige lading gecontroleerde meeslependheid dat ie je willoos een song in kan trekken; u kent de truc wellicht van de zangers van The National en Madrugada, waarmee meteen alle obligate referenties wel zijn genoemd. Al klinkt Solomon duidelijk minder edgy. Want zodra we enigszins van die Stem zijn bekomen, schuift de focus naar de muziek en valt op dat die soms wat al te vrijblijvend-symfonisch uitpakt (Oceans, Polly) of iets te gedwee die machtige zanglijnen van behang voorziet (Life Line). Maar zolang daar net zoveel potentiële evergreens tegenover staan (Beautiful Drifter, Nobody Knows), zeuren we nergens over. Kan deze band nog mee in de vaart der volkeren?