ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
Opener March bestaat uit elektronisch knip- en plakwerk, Alright biedt slaapkamerconfessies vanachter een spookachtig galmende piano en in de liedjes die volgen, laat Henson zijn diepgevoelige zang steeds sterker stuwen door het goed gedoseerde bombasme van een orkest. Zoals je in de OOR van augustus al kon lezen, is deze all-round kunstenaar een verlegen en angstig type, te zelfbewust om alleen al relaxt door een supermarkt te kunnen lopen. Dat gebrek aan zelfvertrouwen hoor je terug in zijn muziek. Hensons stem is breekbaar en zijn songs klinken, ondanks de perfectionistische instrumentatie en doordachte opbouw, alsof ze door het kleinste zuchtje wind al uit elkaar kunnen vallen. Zijn teksten zijn bij vlagen zó droevig dat ze medelijden wekken, maar aangezien het de zanger duidelijk veel moeite kost om zijn ziel bloot te leggen, dwingen ze ook respect af. ‘Don’t forget me’, smeekt Henson herhaaldelijk in The Pugilist, zijn stem omringd door de dwarrelende violen die hij ongetwijfeld als zijn enige echte vrienden ziet. Geen zorgen Keaton, we won’t.