Gelukkig overstijgt een concert bijwonen nog altijd de opname ervan. Blur speelde vorig jaar in een lang niet uitverkochte Ziggo Dome best rommelig, en er ging nogal wat mis. Maar ik vond het geweldig. Hier stond geen routineuze machine maar een echt bandje te spelen, dat z’n best deed om weer in vorm te raken en bij vlagen toch supergoed was.
Anderhalve week later was het écht showtime voor Blur, toen de band op 8 en 9 juli voor de eerste keer in het Wembley-stadion speelde. Op deze liveregistratie daarvan erger ik me wel regelmatig aan het rafelige gitaarspel van Graham Coxon en de bepaald niet toonvast zingende Damon Albarn. Lef hebben ze wel, door aan te vangen met het noisy St. Charles Square van The Ballad Of Darren, dat op dat moment nog niet eens uit was.
Eigenlijk is de setlist uitmuntend, met naast alle hits genoeg ruimte voor dark horses als de punky cultklassieker Popscene, Villa Rosie en Under The Westway. Van-dik-hout-versies van Beetlebum, Coffee & TV, Out Of Time en This Is A Low maken niet echt indruk. Parklife (met Phil Daniels), Song 2 en Girls And Boys worden een feestje, dat werkt wel.
Hoe rommelig Blur klinkt, merk je pas echt als er in Tender een superstrak en loepzuiver zingend gospelkoor meedoet. Het heeft natuurlijk wel wat dat Blur in Engeland stadionrock is geworden en de songs rechtvaardigen dat ook. Maar voor een monumentaal livealbum hebben ze de afgelopen twintig jaar te weinig gespeeld. Er wordt niks geïmproviseerd, ze zijn al blij dat ze de songs over de streep kunnen trekken. En toch vond ik het in de Ziggo Dome goed. Dat was het in Wembley vast ook. Je had er alleen bij moeten zijn.