Je vraagt je af hoe Aaron Funk vroeger gediagnosticeerd is toen hij nog op school zat. Hij zal het hoogbegaafde jongetje in de klas zijn geweest. Een pestkop met minstens ADHD en waarschijnlijk nog wel een paar gedragsstoornissen. Het is dat hij in 1999 een uitvlucht vond in de muziek . . .
ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
‘Aaron’s heart was filled with hatred’, zegt een sprookjesverteller in Aaron2 en het is maar de vraag of het een fabel is. De kleine Aaron krijgt op een dag een drumstel en dat is zijn redding. Tot zover het autobiografische element in deze (22e!) plaat van de zelfverklaard Ultraviolent Junglist. My So-Called Life is zoals we hem kennen, maar dan nog extremer: krankzinnig knap geproduceerd, duizelingwekkend snel, idioot hard, waanzinnig neurotisch, ontzettend lomp, onvoorstelbaar infantiel en, op de spaarzame serieuze momenten, verrassend muzikaal. Maar liever hangt de Canadees de mongool uit, met samples over ‘cadaverous motherfuckers’ en een ragga-mc die ‘m uit de broek laat hangen en toast: ‘I want to put orange juice in your punani / Egg salad sandwiches in your punani / Hotdogs and french fries in your punani’ en zo nog een halve menukaart. Dit alles onder het in Who Wants Cake? neergelegde motto: ‘Retardation as celebration’. Wereldplaat van een randdebiel.