Vergeet het sterretje niet als je zijn naam Googelt. Anders leer je ongewild van alles over een legendarische, al lang failliete luchtvaartmaatschappij. Zelf leerde ik Mark Nelsons muziek kennen in 1996, want zo oud zijn we beiden al.
De Amerikaanse gitarist uit Virginia speelde toen ook nog in de indieband Labraford, maar concentreert zich de laatste twintig jaar op zijn solo-ambientwerk. Dat leverde prachtige albums op als The River Made No Sound (2002) en For Waiting, For Chasing (2006), waarop verstilling en bezinning hand in hand gingen. ‘Romantisch minimalisme’, noemt hij het zelf. Ook Patience Fader keert naar binnen. Het is een meditatieve, sombere plaat geworden, waarop Nelson zijn glijdende lap steel-gitaarakkoorden vergezeld laat gaan van harmonica en allerhande flinterdunne snippers geluid. Je ziet hem als het ware in zijn eentje in zijn Covid-veilige blokhut zitten pielen terwijl buiten de tumbleweeds voorbij rollen in de hete woestijnwind. Wie zijn ambient graag akoestisch en in kleine porties consumeert, zit op rozen bij Pan*American.