De Staat heeft absoluut niet stilgezeten, maar wie met ingehouden adem zat te wachten op een opvolger van magnum opus Bubble Gum (2019) heeft even moeten wachten. Eind 2021 kondigde de band een nieuw, langlopend project aan: red, yellow, blue. Het vijftal bracht om de zoveel tijd drie nummers uit, eentje per kleur, die dan verzameld werden in bijbehorende playlists. Ruim anderhalf jaar later is er de apotheose: één compilatiealbum van het uitgebrachte materiaal, plus nog wat nieuw werk erbij.
Eindstand: vijftien nummers, keurig gerangschikt op kleur (eerst rood, dan geel, dan blauw). Hierdoor blijft het playlistgevoel intact en voelt deze compilatie nooit écht als een vloeiend album. Dat wreekt zich vooral in de slotfase, die in het teken staat van de blauwe tracks. Dat ligt niet per se aan de kwaliteit van de nummers. Enkel What Goes, Let Go is een beetje, eh, kleurloos, maar verder mogen alle blauwe worpen er zeker zijn. Het over het algemeen lagere tempo van de laatste vijf songs vormt alleen een nogal groot contrast met de energiestoot die de band daarvoor uitdeelt. Kort door de bocht zijn de rode tracks in theorie snoeihard en de gele dansbaar.
In de praktijk vervagen die grenzen meermaals. Zo is Bombti (geel) een lompe knaller die richting het einde Witch Doctor-achtige proporties aanneemt, terwijl Some Body (rood) op instrumentaal vlak ook een geflipte hiphoptrack zou kunnen zijn. Sowieso zoekt de band hier meermaals de grenzen van zijn eigen sound op. In een nummer als Look At Me wordt zo’n stevige geluidsmuur neergezet dat een individuele gitaarlijn haast niet meer te ontwaren is. Daar tegenover staat bijvoorbeeld Danger, dat juist weer zo’n kenmerkend hoekige en aanstekelijke De Staat-gitaarmelodie kent. Zo is dit weer een alleraardigst stukje machtsvertoon van een van de beste bands van Nederland. Al maakt het niveau hier ook benieuwd naar wat Torre Florim en consorten neerzetten als ze ooit weer binnen de traditionele structuur van een album gaan opereren.