Met voorganger Gold & Grey uit 2019 kondigde Baroness-voorman John Baizley het einde van het kleurenthema in hun albumtitels aan. De plaat zelf was ook een beetje een stijlbreuk met de vorige platen. Nóg minder op hardcore gestoelde sludge, nóg meer experiment en (post)rock.
In bijna elk interview benadrukt Baizley dat Baroness een band in constante ontwikkeling is. Alsof hij op voorhand al zijn verontschuldigingen wil aanbieden aan de fans van het eerste én tweede uur. De band zat altijd in de wachtkamer als de opvolger van Mastodon, maar lijkt te eigenwijs om écht door te stoten naar de grote zalen. Ook op dit zesde album zal weer evenveel kritiek als loftuitingen komen. Waar de vorige platen soms aanvoelden als een boel ideeën die niet altijd consistent waren, lijkt Baroness nu een eenheid te willen scheppen door een akoestische in- en uitgeleide, en ook het middenstuk te doorklieven met het lo-fi-kampvuurmuziekje The Dirge. Ook lopen de nummers wat beter in elkaar over. Beneath The Rose, met een soort Ministry-riff, gaat bijna naadloos over in Choir, waarin een Michael-Jackson-Thriller-parlando-minus-de-lach-op-het-eind de wenkbrauwen wel enigszins doet rijzen. Ook nu is de eigenwijze ideeënrijkdom van de band evenwichtig hit and miss.