Een album van het Australische Pond kan grofweg twee kanten opgaan. Of je gaat op een fantastische psychedelische trip, vaak met iets van een knipoog, of de band slaat zo aan het fröbelen met synthesizers en gitaarsolo’s dat je als luisteraar op een gegeven moment je houvast verliest. Het gros van de albums die de band rond Nicholas Allbrook (ex-Tame Impala) uitbracht, vielen in de tweede categorie, maar het grotendeels dansbare 9 (2021) was weer een stap in de goede richting.
Helaas zet Stung! die stijgende lijn niet volledig voort. Waar voorheen zelfs de moeilijkst te doorgronden Pond-albums nog een bescheiden speelduur hadden, voelt dit album alsof Allbrook ieder idee dat hij ook maar kon bedenken heeft opgenomen. Resultaat: vijftien nummers in een klein uur, die dan ook nog eens alle kanten opvliegen. Zo eindigt het stevige Boys Don’t Crash opeens met een kleine minuut aan gebrabbel van een peuter. Want ja, waarom ook niet? Soms is deze wirwar aan ideeën best indrukwekkend, vooral het acht minuten durende Edge Of The World Pt. 3 is imposant, maar te veel nummers voelen als losse schetsen die niet echt uitgewerkt zijn. Tijd om 9 of het heerlijke Hobo Rocket (2013) maar weer eens op te zetten.