Carrièretechnisch was The Big Exercise, die geweldige tweede plaat van The Homesick (ook nog eens uitgebracht op het respectabele Sub Pop-label), natuurlijk een tragisch geval van bad timing: twee maanden later brak de pandemie uit en kon het Dokkumse drietal die verdiende verovering van de wereld wel schudden.
Gelukkig hebben we de plaat nog, die fascinerende sprong zijwaarts ten opzichte van debuut Youth Hunt (2017). Opeens zat men in de ambitieuze muzikale traditie van bands als XTC, Deerhunter en zelfs onze eigen Nits: speels, inventief, subtiel, op een dwarse manier poppy en bij vlagen erg humorvol. De drie Friezen zouden hun stronteigenwijze zelf niet zijn als ze nu, dik drie jaar later, nog steeds zo zouden klinken. Dat doen ze dan ook niet. Op The Homesick – en u heeft dat vast al in menig recensie gelezen – kijkt eigenlijk maar één naam priemend over de schouders mee: Animal Collective. De blijmoedige, in galm gedrenkte Beach Boys-meerstemmigheid, de steeds weer op een ánder verkeerd been mikkende (dans)ritmes, het elektronische geluidspanorama (gitaar en bas zitten in de marge) – de karakteristieke aanpak van de pioniers uit Baltimore lijkt soms een-op-een gekopieerd.
Maar het zou onterecht zijn om The Homesick daarop af te rekenen; de plaat bevat nog altijd een klanken- en ideeënrijkdom die je, ook buiten de landsgrenzen, niet vaak tegenkomt. En eerlijk is eerlijk, op melodieus vlak beklijft hier meer dan op de laatste drie Animal Collective-albums. Bovendien zie ik laatstgenoemden nog niet zo snel een groovende dubtrack (!) als Trois of pure popsongs van het kaliber Millimetric (toch nog een vleugje XTC) of What Do You Want From Me produceren. Kortom, The Homesick laat hier even overtuigend horen welk niveau ze aankunnen en hoe ver ze daarmee boven het vaderlandse maaiveld zitten. Voor zolang het duurt, uiteraard, want op de volgende plaat is alles natuurlijk weer compleet anders.