ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
Nee, Barlow, Gibbons en Utley willen muziek maken die confronteert en daarvoor hebben ze de salon-canapé van Dummy doorboord met dumdum-kogels. Piep en knars, scheur en jengel, als de luisteraar maar bij de les blijft. Er is dan ook een zeker masochisme voor nodig om Third op waarde te schatten, zoals je ook een sterke maag nodig hebt om het damesgelamenteer van Beth Gibbons (hartekreten en vertwijfeling alom, ‘I’m always so unsure,’ klinkt het in Threads) te verstouwen. Daar staat tegenover dat het allemaal zó serieus en gemeend klinkt en dat al de zwaarmoedigheid zó oprecht en uniek overkomt, dat je niet eens zou durven om naar lucht, licht of humor te verlangen. Dat zou slap zijn. Onderga het nou maar, dat is goed voor je. Van dat beklemmende karakter is de uitdaging die Third je stelt. Qua sfeer sluit de plaat meer aan bij de postpunkperiode (Joy Division, PiL, Kraftwerk) en de weirdere psychedelische experimenten van Pink Floyd in de vroege jaren zeventig dan bij de hiphop die in de jaren negentig aan de basis stond van de Portishead-sound. Je hebt het gevoel dat achter de repeterende elektronische klanken, waarboven Gibbons in heldere lijnen haar existentiepijnen declameert, de wanhopige maar oprechte ziel van de bijna uitgestorven rebelse hippie en vooral kraker van weleer schuilgaat. Luister naar een stekelige soundscape als Plastic (prachtig!), het ontregelende en Teutoonse We Carry On of het met meedogenloze klappen in de studiodeur gehamerde Machine Gun. Dit is muziek die de maatschappij de rug toekeert en een middelvinger opsteekt. Een indrukwekkend requiem voor en misschien wel van de Laatsten der Tegendraadsen. Aan Third is niks modieus te ontdekken, leve Third! TOM ENGELSHOVEN