Sinds singer-songwriter/dichter/lo-fi-pionier John Darnielle zich in de ‘volwassen fase’ van zijn carrière bevindt, verloopt ieder weerzien volgens
hetzelfde patroon. Eerst is er terughoudendheid. Schrik voor het kamerorkest, de pianoballade, de steeds vollere arrangementen, het veteranenclubje dat
gaat rocken. John wordt oud, 45 inmiddels. Maar . . .
ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
Muzikaal gezien valt hij ergens tussen de indierock van Heretic Pride (2008) en de stemmige pianoballades vanThe Life Of The World To Come (2010). De compositorische groei zit ‘m zogezegd in de steeds ambitieuzere arrangementen, ditmaal huilende hoorns in White Cedar en jubelende trompetten in single Cry For Judas. Vrolijkheid en John Darnielle gaan niet goed samen – mijn bescheiden mening. Maar verder is dit weer een integer en bij vlagen indringend werkstuk. Voor het eerst speelde hij de liedjes eerst live met bassist Peter Hughes en Superchunk-drummer Jon Wurster voordat hij ze met hen opnam (vroeger kwam zijn ‘band’ pas in beeld als hij helemaal uitgeschreven was). Misschien dat Transcendental Youth daarom vrij robuust klinkt, als een heuse bandplaat. De momenten dat John eenzaam en gebroken achter zijn piano zit, als de outcasts in zijn songs die alle hoop op een betere toekomst hebben opgegeven, zijn me toch het dierbaarst.