Tijdens corona volledig tot rust gekomen? Jeroen Kant had altijd al wel twee, eh, kanten. Deze keer wint de liefhebber van de morgenstond en het avondgoud het dik van de soms licht ontvlambare gast met stront in zijn kop. Hij maakte eerder fraaie Nederlandstalige Americana, schreef cynische teksten en flirtte als lid van Sheewawah ook met rauwe blues en slepende rootsrock. Water klinkt anders.
Het Tilburgse huurhuis werd omgewisseld voor een in de Biesbosch dobberend bootje. Hij bracht een toost, hief het glas en blies alle zorgen van zich af. Bovendien schreef hij op het water stille liedjes als dromen met een diepere betekenis. De ruige Kant liet zijn vorige leven achter zich, nam pijnlijk afscheid van een geliefde, maar vond ook rust op dat water. Als dat niet te hoog komt, de sluizen niet te lang open staan en de dijken het aankunnen, want wat moeten de veldmuis en de mol bij dat hoge water en wie redt de vos uit zijn hol? Jeroen Kant is begaan met de natuur. Gelukkig ergert hij zich ook nog aan sommige medemensen, als die alles van plastic en blik mee naar die natuur brengen en dat alles later natuurlijk niet in een vuilnisbak mikken.