‘Zelfs de mensen die het niet menen zijn blij voor ons.’ Over Roosbeef schrijven is op je handen zitten: het liefst zou je heel je recensie vol proppen met van die typische Roos Rebergen-quotes. ‘Maak plaats, de lat moet hoog, ik pleur je van je regenboog.’ Ja, dat is er ook eentje, maar er is een verschil met die eerste – en met haar oude werk.
Rebergen schrijft steeds meer associatief en overdrachtelijk. Dat wil niet per se zeggen dat haar liedjes minder verhalend zijn geworden. Neem het titelnummer, waarin een dagje naar het strand en een reeks ongevallen (of de suggestie ervan) dromerig door elkaar heen lopen. Je mag al die schijnbaar lukrake zinnen zelf tot een plot smeden. In Warschau vergt dat veel van de luisteraar, de zinnen zijn woorden geworden. ‘Strepen, krullenbol, poeha, alcohol, traangas, luchtballon, berenbos, marathon.’ Misschien heb ik enkele woorden verkeerd verstaan, Rebergens stem gaat meer dan ooit op in de muziek van haar band. Onder invloed van PJ Harvey is dit volgens de maker zelf haar rauwste album tot nu toe. Daar heeft ze gelijk in. De liedjes zijn minder ver doorgecomponeerd en hebben op een prettige manier iets demo-achtigs. Dat past uitstekend bij deze manier van tekstschrijven.