Het begint met een kus. Achter de versterkers op het tentpodium torent een digitale backdrop die nog voordat de show begonnen is de aandacht van de toeschouwer opeist: Trump en Poetin, verstrengeld in een gepassioneerde zoen. Kid Kapichi uit Hastings is hier. In krap twintig jaar tijd uitgegroeid van punk rawlings tot volwaardige alternatieve rockmacht, ooit ontdekt door Frank Carter. Kortom; een stel botte messen in een fluwelen etui. Geen band, maar een manifest.
Fotografie Hub Dautzenberg
De groep is een rauwe optelsom van sociaaleconomische woede, politiek wantrouwen en arbeidersromantiek. Hun gitaren zijn niet virtuoos, maar verwoestend. Verfijnde, doelgerichte punkrock. Elke noot voelt als een knokkel. Elke tekst als een graffiti-leus in hoofdletters. Een vergelijking met landgenoten lonkt. Kid Kapichi is er voor wie zich herkent in de woede van IDLES en de straatwijsheid van The Streets.
En dat is dus inclusief dat onvervalste Britse accent, dat nog altijd duizend keer charmanter klinkt dan dat van ons kikkerland, waartoe de zanger een oproep doet tijdens I.N.V.U. Het nummer snijdt als een koude trek langs de ruggengraat van de Pinkpopper. De beat sleept zich voort als een demonisch loopje door een betonnen steeg, terwijl zanger/gitarist Jack Wilson over narcisme, identiteit en de wrange kant van liefde zingt met een mengeling van woede en onmacht.
Onder leiding van Wilson en bassist Eddie Lewis bracht de groep sinds 2013 drie studioalbums uit – meest recentelijk There Goes The Neighbourhood (2024) – met scherpe maatschappijkritiek, politieke lading en melodische flair. Live levert dat een krachtige, meeslepende show op vanaf opener Artillery.
Kid Kapichi haalt de Dr. Martens even van het gaspedaal tijdens Party At No. 10, dat deze keer akoestisch wordt gebracht. Met alleen Jack Wilson, zijn stem en zijn gitaar schakelt het gezelschap in een paar minuten moeiteloos terug van branie naar broosheid. Met een reminder aan Boris Johnson en zijn partygate drukt hij ons op het hart dat we niet elke uitspraak van de lokale macht moeten geloven. Dat hebben we eerder gehoord.
Rob The Supermarket volgt als een kwaadaardige grijns. De riff giert, de drums hakken, en de tekst – over het plunderen van welvaart, over klassenverschillen die dagelijks in de supermarkt worden uitvergroot – is scherp als gebroken glas op de vloer van de pub. Het veld zingt de hook mee alsof het om een voetbalchant gaat, maar tussen de regels huist woede: ‘They rob the poor with a smile on their face, so why not rob the place back?’
Tijdens de hekkensluiter komt alles samen in één song. Smash The Gaff is dé collectieve schreeuw tegen onrecht. De moddervette riff ontsteekt het lont in de munitiekist van Kid Kapichi. En wanneer de laatste klanken uitsterven, blijft het beeld van die kus gebrand op ons netvlies. Het vat de wereld samen zoals Kid Kapichi die ziet: gemanipuleerd, misleid maar niet hopeloos. Want zolang er bands zijn die durven te stompen met riffs, woorden én beelden is er nog vuur. En zolang dat vuur brandt, is dat een reden om je vuist te ballen.
Gezien: Pinkpop 2025, 20 juni (21.15 uur) in de Tent Stage.