‘De anti-bubbel’, zo kun je Peel Slowly And See wel noemen. Twee dagen lang confronteert het Leidse festival, ooit ontstaan als initiatief van een club vrienden rondom platenwinkel Velvet, je met alles wat buiten het bekende van ‘de normale mens’ valt. In de line-up is geen headliner aan te wijzen. Het resultaat is een ontdekkingstocht voor de echte muzieknerds, die een weekend lang op expeditie door Leiden mochten. Van losgeslagen Poolse rock tot intieme Ierse verhalen: iedereen kwam in aanraking met iets nieuws, en dat leverde veel pretlichtjes op.
Fotografie Arend Jan Hermsen
Vrijdag maken we kennis met iedereen die het avontuur durft aan te gaan. We treffen een mix van (met alle respect) hippies, muzieknerds, Leidse borrelaars en mensen die gewoon benieuwd zijn naar wat er allemaal te gebeuren staat in ‘hun’ stad. De Herengrachtkerk is omgetoverd tot een van de vele podia die Peel Slowly And See dit weekend annexeert. Binnen een straal van zo’n honderd meter vinden we alle podia van de vrijdag, waar de zaterdag zich in de Marktsteeg concentreert en zo wat beter een echte festivalsfeer creëert.
In de paar minuten voor we met de opener van het weekend, Adrian Crowley, kennismaken, stroomt de kerk pas vol. Vanaf het moment dat de Ierse singer-songwriter zijn eerste noten op de zaal loslaat, heerst er een diepe concentratie, ongeacht muzieknerd of borrelaar. Zijn diepe stem à la Matt Berninger en Nick Cave, in combinatie met zijn oprechte manier van verhalen schrijven en vertellen, komen op een locatie als deze erg goed tot zijn recht.
Veel nummers worden ingevuld met een flinke bak ambient, waar we dit weekend vaker mee in aanraking komen. Op de muur achter Crowley worden bacteriën op microscopisch niveau geprojecteerd, ingekleurd als een stereotype LSD-trip. Ieder nummer sluit hij consequent af met een knikje richting de zaal: nu mag er geklapt worden. Strak na de laatste noot gaat het grote licht aan, wordt de zaal hardhandig uit diepe concentratie getrokken en vertrekt de stoet naar de volgende zaal.
Diezelfde kerk en bacteriële trip vormen later die avond ook het decor voor de prachtige kleine liedjes van I Am Oak. De bariton van Crowley maakt plaats voor een zoet optreden in kopstem. De meerstemmigheid van Thijs Kuijken en zijn muzikale metgezel klinkt in deze kerk werkelijk als engelenzang. Het kabbelt hier en daar net iets te veel voort, maar tijdens een liedje als Woandering staan de haren kaarsrecht op de arm.
De echte waanzin die Peel Slowly And See te bieden heeft begint in de Qbus bij indierockband Trupa Trupa, een boeking die we danken aan de samenwerking met een instituut dat de Poolse cultuur verspreidt. Ze zijn makkelijk weg te zetten als een stel rare gasten, frontman Grzegorz Kwiatkowski houdt er namelijk wat aparte podium-manieren op na: hij wuift naar lucht, schopt, springt, schreeuwt constant alsof er iets in zijn teen bijt, en heeft een… unieke mimiek. Het voelt niet theatraal, maar zoals hij nou eenmaal is op het podium.
Steeds als hun muziek begint te lijken op op conventionele rock, weten ze de boel slim te ontwrichten. In tien seconden schakelen ze om naar jazzritmes, met één hand aan de gitaar en één op de keys, en feilloos weer terug. Elk moment kan het geheel een compleet andere richting inslaan, wat het fris en boeiend houdt. ‘Oh my god, this audience’, herhaalt Grzegorz meerdere keren. Dat zal niet omwille van de danspasjes zijn, maar omdat hij moet hebben gezien dat het publiek de muziek echt begrijpt en waardeert.
Duidelijk hoogtepunt van het festival: synth-god James Holden en de Poolse multi-instrumentalist Wacław Zimpel. De schoenen gaan uit, de heren klimmen op een verhoging middenin de grote zaal van de Nobel, steken wierook aan en nemen in kleermakerszit plaats op wat kussens. Naast Holden een stevige modulaire synth, wat shakers en een regenboog-glockenspiel van het type kinderspeelgoed. Naast Zimpel zijn clarinet, Aulos (een soort dubbele blokfluit), elektrische gitaar en wat fragiel ogende synths en controllers.
Ze brachten samen eerder een EP uit en zijn duidelijk goed op elkaar ingespeeld. Ze kijken geen moment het publiek in maar lachen af en toe naar elkaar; alsof we aanwezig mogen zijn bij hun weekendritueel. Zimpels muzikale inbreng raakt prachtig verdwaald in de mix van Holdens ambient-sound en complexe synthwerk. We krijgen een ontzettend intiem up close inkijkje in hun muzikale trip, met als rode draad Holdens bekende verdwalen en oppakken van ritmes – in een bos van arpeggio’s en slimme delays.
De tweede act die de grote zaal aan mag doen is Arp Frique, inclusief voltallige band en het vijftal van The Perpetual Singers. Ze presenteren een funky mix met elektronische invloeden en soul-elementen, in een over the top jasje vol glitters en goud. In essentie een goede en dansbare act, maar toch ook een beetje een mismatch met het festival waar frivoliteiten maar deels gewaardeerd lijken te worden.
Wat er gebeurt bij Arp Frique is eigenlijk typerend voor het festival: het publiek weet juist niet zo goed wat ze aan moet met makkelijk te verteren muziek, maar zware en ingewikkelde materie – zoals ook de set van grensverleggend luitspeler Jozef van Wissem en de agressieve jazzpunk van Benjamin Herman’s Bughouse – glijdt zo naar binnen. Een festival voor de liefhebbers, waar je geheid wat nieuwe fascinaties aan overhoudt.
Gezien: 21 en 22 maart op meerdere locaties in Leiden