Bij ons thuis gaat de kerstverlichting altijd netjes uit als we ons vertier elders zoeken, maar Ziggo Dome laat de handel vrolijk branden als er niets te doen is. Toch speelde Deep Purple niet in de LED-lampenloods dinsdagavond. De zaal bleek niet geschikt, of de kaartverkoop viel tegen. Wat de reden voor de verhuizing ook mag zijn: good old HMH stond nagenoeg vol bij aanvang van het concert. Vijfduizend classic rockers die braaf op Child In Time stemden bij Radio 2 en vervolgens naar Amsterdam afreisden voor de Songs That Build Rock-tour. Op de setlist prijkte een twintigtal bouwstenen van de hardrock. Al zijn aanmaakblokjes een beter metafoor, want ‘vuur’ bleek al snel de heersende thematiek.
Prokofiev bij binnenkomst. En wij maar denken dat alleen Muse potsierlijk genoeg is om een concert te openen met werk van de Russische componist, maar als Deep Purple kun je dat blijkbaar ook gewoon doen. Na het bombast van Montagues And Capulets slingert drummer Ian Paice met een legendarisch drumintro het eerste aanmaakblokje de zaal in: Fireball. In de spotlights verschijnt Ian Gillan, met aan zijn rechterzijde Roger Glover op bas. Louter dinosauriërs, dames en heren. Dit drietal is verantwoordelijk voor de platen die een groot deel van de set domineren vanavond: In Rock (1970), Fireball (1971) en het jubilerende Machine Head (1972). Precies waarvoor wij zijn gekomen: na vier dagen Le Guess Who?: even onze indie credibility affakkelen met een potje onvervalste hardrock. Briljant, totdat de andere twee muzikanten van zich laten horen.

Na The Battle Rages On uit 1993 – het laatste werk van de klassieke bandformatie – treedt Steve Morse in het felle licht. De eeuwige vervanger van Richie Blackmore draait alweer twintig jaar mee in Deep Purple, toch hij blijft een dolend jongetje in de krater die Blackmore’s voetafdruk achterliet. De komende vijf minuten mag hij laten horen waarvoor hij die zes single coil pickups op zijn gitaar heeft geschroefd. Prima. Wat Blackmore-achtige solo’s op driekwart van een nummer verdragen wij van OOR prima, maar als Morse de hoge noten op zijn gitaarhals laat nagillen met een slinger aan de tremolo, zakt de moed toch al snel in onze sneakers. Als hij uitgeraasd is, zet toetsenist Don Airey zijn eerste solo in. Er zullen nog drie gelijke momenten volgen. Vier solo’s! Als de dit jaar overleden Jon Lord in levende lijve twee uur volgespeeld had: geweldig, maar vier uitgerekte keyboardsolo’s van een man die niemand in de zaal bij naam weet te noemen… come on.

Tegen de tijd dat Ian Paice en Steve Morse hun solo’s plichtmatig hebben afgewerkt, heeft de helse vuurzee waarmee Deep Purple de show begon plaatsgemaakt voor een waakvlammetje. Als het laatste mengsel van gerst en hop uit ons plastic bekertje rolt, wordt eindelijk het massieve aanmaakblok het podium opgesleept: Smoke On The Water. 4 december 1971 brandde het Zwitserse Montreux Casino tot de grond af tijdens een optreden van The Mothers Of Invention. Vandaag – precies 41 jaar geleden – vertelt de band het verhaal van deze pophistorische gebeurtenis nog een keer. ‘We’ll never forget / Smoke on the water and fire in the sky.’ Opdat wij nooit vergeten: nooit een alarmpistool vuren in een popzaal.

Buiten de popzaal doet een opgewekte concertbezoeker zijn beste Rutger Castricum-imitatie met een onzichtbare microfoon: ‘Ik ben van PowNews, schandelijk dat ze Child In Time niet gespeeld hebben toch?’ Mwa, met Black Night en Hush in de toegift zijn we meer dan verzadigd, en ondanks de nog altijd krachtige stem van Ian Gillan, zal hij de allerhoogste noten toch niet meer halen. Neemt niet weg dat Deep Purple vanavond een groot deel van het concert verveelde met virtuositeit. Drie kwartier muzikaal intermezzo. Nodeloze zelfbevrediging. Bij thuiskomst denken we aan de paar rockklassiekers die we vanavond hebben gehoord en branden we een kaarsje voor Jon Lord. Samen net genoeg vuur voor een memorabele avond.
Fotografie: Luuk Denekamp
Gezien: 4 december 2012, Heineken Music Hall, Amsterdam