Het is de vooravond van de Amerikaanse verkiezingen en het gaat nergens anders meer over. Ook niet in de Amsterdamse Tolhuistuin, waar Ryley Walker zijn opwachting maakt. Je vraagt het je op voorhand af: zou het deze, naar verluidt straatarme, artiest bezig houden? Gaat hij er iets over zeggen of . . .
ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
Zo loopt de midtwintiger van te voren rusteloos door de zaal. Hij maakt contact met zijn publiek, vraagt naar de namen van zijn fans en bezoekt zijn eigen voorprogramma Itasca, die hij ook nog oorverdovend toejuicht. Denk de groene muts op zijn hoofd even weg en qua uiterlijk had Walker een jong broertje kunnen zijn van Kurt Vile of Adam ‘The War On Drugs’ Granduciel. Het is niet het enige wat ze gemeen hebben. Allen omarmen ze op eigentijdse wijze de platenkast van hun ouders. Het concept ‘folkzanger-speelt-met-jazzband’ is afgekeken van Van Morrisson, terwijl Walkers drang om iedere avond anders te klinken doet denken aan Dylan.
Die twee elementen zie je Walker steeds meer eigen maken. Samen met zijn vernieuwde band improviseert hij er experimenteel op los. Van de vier muzikanten waar Walker eerder dit jaar mee optrad, blijkt driekwart alweer vervangen (enkel de introverte gitarist mocht blijven). Het zorgt voor een nieuwe dynamiek op het podium, waarbij we Walker op zijn grilligst zien. Veel stukken beginnen volstrekt onherkenbaar. Hij trapt af met met dik zes minuten aan aanzwellende jam, die gaandeweg uitmondt in Primrose Green. In deze broeierige rockvariant is het niet zijn smaakvolste uitvoering, maar de toon voor het concert is gezet.
Die toon blijkt vanavond vooral verrassend duister en boos, bijna woest zelf. Zo vraagt de intro van Funny Thing She Said, een van de sprankelende liedjes van het jaarlijstjeswaardige Golden Sings That Have Been Sung, veel van de luisteraar. Het had een claustrofobische passage uit een concert van Swans kunnen zijn, ver verwijderd van de quasi-mystieke baroquefolk waar Walker bekendheid mee verwierf. De band speelt bezield en op volume, maar geeft elkaar ook alle ruimte. Er vinden lange solo’s plaats, vaak gevolgd door spontaan geapplaudisseer uit het publiek. Als een jazzband die noise maakt.
De weinige praters worden vanavond bestreden met corrigerende ‘ssssssts’ door medebezoekers. Terecht, want Walker laat zijn emoties de vrije loop gaan. Wanneer de sfeer omslaat richting timider en romantischer, wordt hij, niet door iedereen even begrepen, op handen gedragen. Naast een begenadigd gitarist, bewijst Walker zich ook opnieuw als krachtige zanger. Mooiste voorbeeld is publieksfavoriet The Roundabout, dat ook in deze rammelende versie door merg en been gaat. Op soortgelijke momenten laat dit unieke talent niet alleen genres, maar ook Amerikaanse verkiezingen verbleken.
Fotografie: Lisa Boels
Gezien: 7 november 2016, Paradiso-Noord Tolhuistuin, Amsterdam