ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
Zo opent bijvoorbeeld Jett Rebel, de jonge branieschopper uit Baarn, op de 3FM Stage voor een veld dat veel voller had kunnen – en moeten – staan. Twaalf uur ‘s middags op de laatste dag is geen ideaal tijdstip: de kampeergasten zijn druk aan de inpak, de dagklanten staan nog in de file en de algehele hitte, nog dwingender dan de eerste twee dagen, doet velen de krachten sparen voor de rest van de dag. Maar wie de zon en het vroege uur trotseert, wordt door Jett Rebel getrakteerd op een van de leukste en meest ongedwongen voorstellingen van het weekend. Hij is begin twintig, hondsbrutaal, voor de duvel niet bang en vliegt in zijn witte outfit over de bühne. Terwijl we van een welverdiend ijsje staan te genieten – wat is deze frisse gitaar-met-synth-pop daar geschikt voor – wanen we ons weer in de zomer van, zeg, 1986 en hoewel hij de bouwstenen van zijn muziek niet zelf heeft uitgevonden, blijkt Jett Rebel wel feilloos een neus te hebben voor hoe hij ze moet opstapelen en uitserveren. Met nog 15 minuten op de klok kondigt hij z’n laatste liedje al aan en we weten dat Tonight traditioneel lang uitgesponnen wordt en ook oerbassist Larry Graham te gast zal zijn. Toch is het resultaat alsnog een fijne surprise: Graham, in hetzelfde wit gestoken als Rebel, komt al funkend met z’n bas-met-microfoon het podium op en doet met zichtbaar genoegen mee in het uptempo Sly & The Family Stone-eerbetoon (stukjes van Dance To The Music, Higher en Thank You Falettinme Be Mice Elf Agin). En zo openen een jongen uit Baarn en een veteraan van Woodstock de dag, helaas vanaf het verkeerde podium.
Een uurtje later – het brute geweld dat Mastodon loslaat op het matig bezette veld voor de mainstage ruilen we in voor wat broodnodige schaduw en verkoeling – bieden de dubbelaars Kodaline en Ghost ons een ouderwetse Lastige Keuze: gaan we griezelen en huiveren? Nee, dan gaan we toch liever naar Ghost. Een schouwspel is het, deze Zweedse hardrockers die in volledig kostuum en nog volledigere anonimiteit opereren. De in zwarte pij gestoken figuren op het podium heten Nameless Ghouls, hun aanvoerder, een eveneens in zwart gestoken soort horror-Sint, noemt zich Papa Emeritus II. Bij opkomst vliegen de handen van de aanwezigen in de Brand Bier Stage de lucht in: de ene helft met de opgeheven Satansvingers, de andere helft met de Iphone daartussenin geklemd. Ondanks de angstaanjagende uitstraling blijkt al na een paar nummers hoe goed het concept van Ghost in elkaar zit, theater en opvallend toegankelijke, melodieuze progmetal gaan hand in hand en zorgen voor een aangenaam uurtje beschutting. De grote vraag die zich bij Ghost echter aandient: een heidens Pausfiguur dat op tweede pinksterdag in het katholieke Limburg de show steelt, is dat niet de goden verzoeken?
Schreven wij twee dagen geleden nog dat Stage 4 niet bepaald aan zijn eigen succes ten onder gaat, op dag 2 stond de tent twee keer goed vol en ook vandaag trekt het Pinkpoppubliek ernaartoe met een vanzelfsprekendheid alsof dat ding er altijd al gestaan heeft. Of men werd aangetrokken door Birth Of Joy of wegvluchtte voor Rob Zombie (zie verderop), zullen we nooit weten. Feit is dat ze de juiste keuze gemaakt hebben. Birth Of Joy heeft natuurlijk een reputatie dat ze met hun psychedelische bluesrock elke zaal aan gort spelen, maar dat zijn meestal stinkende popschuren en zelden festivalweides bij ‘barbecueweer, een negen’. De langgerekte repeterende grooves, de vernietigende drums die nauwelijks onderdoen voor het naderend onweer waar we ons op dat moment nog totaal niet van bewust zijn en die heerlijke strot van Kevin Stunnenberg doen de tent ontvlammen in een feestje van Lowlands-proporties (de gemiddelde Pinkpopganger is een tikje gereserveerder, moet u weten). Cum laude geslaagd.
Eenmaal buiten zien we de ingeblikte horrorshow van Rob Zombie totaal doodslaan tegen het tropische decor. De parade aan monsters en andere decorstukken die z’n vorige show in Nederland nog opleukte blijft achterwege, Zombie & band moeten het, ogend als verschoppelingen uit Pirates Of The Caribbean, helemaal op eigen kracht doen en dat valt niet mee. Zombie opent stoïcijns met Grand Funks An American Band, schopt mot met het lauw reagerende publiek, geeft een sneer aan Metallica, roept iets naar een dikzak over een hartaanval en hoewel je heus wel inziet dat het allemaal bij de shockrock-act hoort, komt ook het besef bovendrijven dat het in deze context helemaal geen leuke act is. ‘The lamest party I’ve ever been to’, aldus de heer Zombie zelf. Right back at you, mr. Zombie.
Na White Lies op zaterdag en The Boxer Rebellion op zondag is Young The Giant de band op de Brand Bier Stage die op maandag beloond wordt met de Penning voor Buitengewone Bijdrage aan het Algemeen Niets. Waar die eerste twee zich vooraf al gewonnen gaven, proberen Sameer Gadhia en co er nog wat van te maken. Het lukt ze nauwelijks, alle vrolijke gezichten en een potje voetbal met het publiek ten spijt. Dat zit hem met name in het songmateriaal. Je zou verwachten dat ze in Californië wel weten hoe je de soundtrack van een tropische zomerdag verzorgt, maar de liedjes zijn stuk voor stuk zo lauw als de douches op de camping (hebben we van horen zeggen, zelf slapen we in een exorbitant luxe hotel, gelukkig kwam daags na de Stones de torensuite vrij). De paar bescheiden hitjes doen bij het leeuwendeel van het publiek geen enkel belletje rinkelen en de enige reden om in de tent te blijven staan is dat je even uit de zon kunt zijn. Even sympathiek als overbodig.
Nergens wordt de praktische realiteit van de gespleten persoonlijkheid van deze dagprogrammering zo duidelijk als tijdens Stromae: na twee middelmatige metalacts op main barst de 3FM-stage werkelijk uit z’n voegen voor het Belgische popfenomeen – deze man had absoluut aan de andere kant moeten staan, en hoger op de bill bovendien. We kunnen nu nog net inhaken aan de linkerzijkant en vanaf Formidable tot aan Papaoutai vangen we af en toe een glimp op van de zelfverzekerd entertainende Paul van Haver – terwijl we volop getuige zijn van de zeker dertigduizend die het spektakel dankbaar in zich opnemen. Kan Stromae zelf vandaag iets fout doen? Nee, hij voert in de volle bloei van z’n bestaan moeiteloos een greatest hits set op en het spreekt zelfs voor de visueel/conceptueel ingestelde Belg dat z’n optreden geen opeenvolgende freakshow is. Grijs shirt met strikje, dat is de Stromae die we vandaag zien. En daardoor kunnen de momenten met een extra accent ook extra imponeren; de etalagepop-act tijdens Papaoutai, waarin hij toch ineens in een heel ander pakje achter z’n microfoon wordt neergezet, stokstijf blijft staan, vervolgens als een motorisch gestoorde robot over het plankier kronkelt en onderwijl z’n afwezige vader voor het blok zet, staat ons nog lange tijd op het netvlies gebrand.
Een beetje rozig van de volle zon, op het heetst van de dag, aangevuurd door de spectaculairste artiest van de Benelux, lopen we vervolgens weer met de, eh, stroom mee richting main, waar Biffy Clyro ons opwacht met hún muur van geluid. De positionering van Biffy kent een verzachtende omstandigheid: ook op een dag met ‘normale’ mainstage programmering hadden de Schotten hier op dit tijdstip thuisgehoord. Dan waren ze eruit gesprongen als ruigste van het stel, nu moeten ze opboksen tegen het nietsontziende metalgeweld om hen heen. Gelukkig trekken de mannen uit Glasgow stevig van leer, met hun populairste singles strategisch in de set gebouwd: Biblical raast halverwege al over ons heen, Black Chandelier slaat een grandioze brug naar de finale, die gebouwd wordt op het energieke, stevige doch hapklare Bubbles en Many Of Horror. Voor het eerst zien we de beide gezichten van vandaag eensgezind richting het grote podium gericht: Biffy Clyro saves the day, is hard, maar ánders hard. En daardoor wel zo lekker.
We vinden een stukje schaduw links van de 3FM stage, waar Jake Bugg opkomt, z’n gitaar omgespt, naar z’n twee maten knikt en gewoon begint te spelen alsof ‘ie in het plaatselijke jeugdhonk staat. Het tekent zowel de klasse als de makke van de artiest Jake Bugg: hij houdt het klein en puur, waardoor de brille van z’n liedjes volop naar voren komt. Maar hij staat er in z’n jeans, sneakers en gestreept shirtje zo op z’n zondags bij dat wat het optreden betreft elk avontuur ver te zoeken is. Hij lijkt wel op z’n gemak, in de door hemzelf geschapen microkosmos van het vrolijk voort hobbelende liedjestrio (dezelfde jongens die hem al twee jaar bijstaan, gelukkig iets strakker ingespeeld dan voorheen), en zet de broodnodige versnelling pas in aan het eind, als What Doen’t Kill You, z’n inmiddels beruchte, vlammende versie van My My, Hey Hey (Out Of The Blue) en Lightning Bolt op de weide worden losgelaten. Een aangenaam uurtje, niets meer en niets minder, en misschien inderdaad nog wel het best op z’n plek in de setting van de 3FM Stage in plaats van z’n nog veel grotere achterbuurman.
We staan al vroeg bij Arcade Fire, beducht op taferelen als bij Stromae. We hadden Win Butler en kompanen vooraf absolute headline quality toegedicht en zijn blij met een plekkie met aardig zicht, een half uur voor aanvang, terwijl we de vlammende capriolen van Avenged Sevenfold op de mainstage opofferen voor dit nobele doel. Om ons heen is het nog rustig, al spoeden op het podium plots ziekenbroeders een roadie te hulp – even is er paniek, dan gaat er een duim omhoog en kan het bataljon aan technici verder met het installeren van een woud aan instrumenten, microfoons en licht. Tien minuten voor aanvang; nog steeds kunnen we om ons heen rustig Ezeltje Prik spelen, terwijl de vloer bij Stromae op dit punt nauwelijks nog te bereiken was. Zijn de mensen allemaal aan het eten? Trekken Avenged Sevenfold en Arcade Fire toch hetzelfde publiek? Of hebben de mensen op hun mobieltjes een andere reden gezien om zich uit de voeten te maken? Ineens staan ze er, Win, Régine en de rest, een bont gezelschap in feestelijke uitdossing. Opnieuw een verkleedpartij op een Pinkpop-podium, alleen dit keer geen nietsontziende griezelarij op metalklanken maar Reflektor, het swingende titelnummer van hun laatste plaat. We kunnen, op meters van het podium, nog altijd vrijelijk de horlepiep dansen en doen dat ook naar hartelust terwijl we Neighbourhood #3 en Rebellion (Lies) op ons in laten werken.
Los van het kleurrijke schouwspel an sich, kijken we met buitengewone interesse naar de boom-camera recht voor ons; een onding dat de linkerkant van de 3FM stage al een hele tijd in de weg hangt. Nu heeft Régine de kraan in het vizier, sterker nog, het ding hangt zo vlak boven haar hoofd en voor haar neus dat het wat irritatie oproept. Vinnig kijkt ze naar de lens die vlak boven haar hangt, nog een paar keer scheert het gevaarte rakelings langs haar hoofd, een medewerker van de band spoedt zich naar de cameramannen, maar ja, die hebben zo ook hun eigen instructies. De bom barst niet veel later: Régine smijt woest een sambabal richting de operators. Die mist zijn doel, belandt voor de hekken en verdwijnt uit het zicht. Als Régine haar plaats center stage weer inneemt verschijnt een opnieuw een roadie van Arcade Fire bij de boom, speurt de hekken langs en maakt het universele sambabalgebaar: heeft iemand ‘m gezien? Régine staat inmiddels in het midden, beneden bij haar fans, voor de intense uitvoering van Joan Of Arc, terwijl haar aartsvijand op respectabele afstand boven haar zoemt. Haar ogen spuwen vuur als ze het ding weer in de smiezen krijgt, om haar heen vlamt Arcade Fire onverminderd voort en wij staan met de notebloc in de hand te kiezen of het sleutelwoord van deze show nou Camera-gate of Sambabal-gate moet worden. The Suburbs dient zich aan, we kiezen voor Sambabal-gate, voelen vanuit het niets een windvlaag en we kijken eens naar boven. Dan wordt alles om ons heen ineens zwart.
Twee uur later zijn we een stuk natter. En wijzer. Metallica staat op het podium, alsof er niets gebeurd is. Maar datgene wat zich net in Landgraaf afspeelde, heeft heel het land met spanning kunnen volgen – waarschijnlijk nog beter dan wij, die er middenin zaten. De laatste Lastige Keuze van deze Pinkpop was gauw gemaakt: lijfsbehoud won het van een legendarische Arcade Fire, die ook tijdens de regen nog even doorspeelden en tijdens Here Comes The Night Time zowaar de al uren klaarstaande confettikanonnen hun werk nog lieten doen. Zelfs aan een oogverblindend noodweer kan Arcade Fire kennelijk nog een draai geven. Maar wij zagen het niet, wij tuurden naar de grimmige contouren van de mainstage die stand hield, de tent waar Gogol Bordello als een zwelbast tekeer ging, de lucht die eerst zwart en toen groen werd en het nog altijd bomvolle veld dat gehurkt over zich heen liet komen wat ons kennelijk toch toekwam. De goden verzoeken, dachten we tijdens de heidense hoogmis van Ghost nog. ‘Dank voor de bliksem’, zou Papa Emeritus II zeggen als hij dit apocalyptische schouwspel had kunnen zien.
Maar goed, een bui recenseren is niet onze sterkste kant en terwijl Metallica tegen tienen alsnog het podium opstapt, realiseren we ons dat deze Pinkpop, na die van 1992 toen The Cult op eigen beweging nogal uitliep, wederom op de dinsdag zal eindigen. Het terrein staat weer vol, door Eric Corton als een waar veldmaarschalk door de storm geloodst, en de berichten van buitenaf stellen gerust: nauwelijks schade, geen gewonden. We zien overal aangerukte hulpdiensten, met een compleet mobiel hospitaal backstage. Maar alle podia hebben het gehouden, de tenten staan nog en de lucht op de laatste Pinkpopavond was nog nooit zo mooi als nu, terwijl de zonsondergang aan de westkant nog door het staartje van het noodweer heen probeert te breken en een bloedrode gloed over het terrein doet vallen. Metallica probeert in de twee uur die volgen het noodweer naar de kroon te steken, helaas is OOR na alle hectiek in de staart van deze uitputtende editie nu echt door de concentratie heen. Hoe Metallica ook knalt (ze openen ziedend met Battery en Master Of Puppets, het toepasselijke Ride The Lightning zit er vroeg tussen, het nieuwe nummer Lords Of Summer komt opvallend stevig uit de bus, Black Album-favorieten Wherever I May Roam en Sad But True bedienen de nog steeds volle weide), tijdens Fade To Black gaat ook ons vermogen tot perceptie en rationeel denken op zwart.
Geen wonder: het was een slopende Pinkpop, met de torenhoge temperaturen als doorlopende context, maar het uitmuntende programma als directe aanleiding. De Stones-dag was legendarisch, dag twee een festival-experience volgens het boekje en wie op dag drie het zware metaal wilde ontlopen, kon dat op de drie omringende podia naar hartelust doen. The Scene en de Stones, Bizkit en de Editors, en vandaag nog Jett Rebel en Biffy, met Stromae en Arcade Fire nog als overtreffende trap: deze Pinkpop gaat in de boeken als monumentaal en gedenkwaardig, een echte ‘weet je nog’-editie. We begonnen de verslaggeving drie dagen geleden met de term ‘hell freezes over’ en sluiten nu, in de wetenschap dat een potentiële ramp geen echte ramp is, af met de woorden ‘all hell broke loose’ als definitief motto van Pinkpop 2014. Tot volgend jaar!
Door Willem Bemboom en Klaas Knooihuizen / Fotografie: Paul Barendregt
Gezien: 9 juni 2014, Landgraaf