Joshua Michael Homme en zijn Queens Of The Stone Age gooiden zich lange tijd met doodsverachting door het leven. Totdat de frontman de voorbije jaren door gezondheidsproblemen het Monster noodgedwongen in de bek moest kijken. Maar in plaats van opgeslokt te worden, nam Homme het beest bij de hand voor een danse macabre door de catacomben van Parijs. Begeleid door zijn band, vastgelegd op film en plaat. Homme wekte zondag die hallucinante performance tot leven op de planken van Carré.
Na een klein uur neemt Josh Homme voor het eerst de gitaar ter hand en staat plotseling de band Queens Of The Stone Age op het toneel. Weliswaar met ondersteuning van een achtkoppig strijk- en blazersensemble, maar toch: hier speelt een band; in een pluche uitvoering van een rockconcert.
De zestig minuten hiervoor waant Carré zich in een solovoorstelling van Homme. De zanger leidt ons, met toorts in de hand, naar de krochten van zijn ziel. Running Joke/Paper Machete, Kalopsia, Villains Of Circumstance, Suture Up Your Future en I Never Came. Het is de slagorde van de liveplaat die werd opgenomen in het onderaardse gangenstelsel van de stad aan de Seine. Nu, aan de boorden van de Amstel, is Homme alive in Carré; een man met angsten en twijfels.

Hij weet nu het verschil tussen ‘believe’ en ‘faith’, na jaren van stellige overtuigingen, vertrouwt Homme ons toe. ‘Now, I don’t know for sure.’ In het oog van de dood en in het spotlicht van Carré wordt Josh Homme een mens van vlees en bloed. Een nerveuze mens, want tussen de nummers door zucht hij diep. Homme is hier, levend en wel, maar wat de Amerikaan het publiek voorschotelt is dat wat hem ogenschijnlijk achtervolgt: het schemergebied tussen leven en dood.
Het optreden voelt als een koortsdroom. Klanken lopen in elkaar over, ritmes dreunen, lichten flikkeren aan en uit. En hé, loopt daar een man met een hakmes tussen de eerste rijen door? Wie weg wil, heeft pech. ‘Where will you run? There’s nowhere to go. You want to go home. But you can’t’, praatzingt hij op de dreigende klanken van A Song For The Deaf. Homme houdt zich vervolgens aan zijn eigen devies uit Straight Jacket Fitting: ‘To face down your demons, you’ve got to free them’.
Langzaam leidt Homme Carré uit het schier oneindige labyrint waarin we ons bevinden. Terug naar het bovengrondse, waar hij in het volle licht stapt en die schijnwerpers weer deelt met de rest van de band, die al die minuten voordien in de schaduw van de nacht heeft geopereerd. Bassist Mikey Shuman brengt hierna zichzelf voor het voetlicht, als hij met de zegen van zijn frontman Auto Pilot mag zingen.


Vanaf dat moment is Queens Of The Stone Age in Carré vooral een zeer stijlvol optreden van een virtuoze band. De ene keer blaast Queens Of The Stone Age festivalweides omver, om de andere keer zo subtiel te spelen dat alle spaanders in het houten interieur van een 138-jarig theater heel blijven. Het bordes waar Homme even van tevoren zijn hakmes in heeft gekliefd daargelaten.
Maar ook al bevinden we ons niet meer in de spelonken van Hommes gevoelsleven; de dood is nog altijd niet ver weg. Hij bekent de hele dag met de herinneringen aan zijn overleden muzikale broeder Mark Lanegan te hebben rondgelopen. Een Song For The Dead dan maar? Nee, Long Slow Goodbye, met opnieuw Mikey Shuman in een mooie bijrol, is de aubade aan de Screaming Trees-zanger en ook meteen het sluitstuk van een avond die aanvoelt als een meerkoppig monster.
Een uur lang ijlde Carré zich door een door Josh Homme opgewekt delirium, waarna het drie kwartier lang het leven vierde door de dood te eren. Maar in welke bek men ook keek; het boezemde evenveel ontzag in.
Gezien: 26 oktober 2025 in Koninklijk Theater Carré, Amsterdam
Fotografie: Hub Dautzenberg