Wat zijn jullie stil, zegt hij. Dankjewel dat jullie er zijn, zegt zij. Het zijn kleine woordjes, kleine gebaren die vertellen dat Neil Halstead, Rachel Goswell en de rest van Slowdive er echt wel íets van menen. Zij beweegt, danst en schuift voortdurend, pakt als nooit eerder de spotlight. Ze zingt vol overtuiging boven de golven van gitaargeweld uit. Hij is schuchter als altijd, duikt het liefst weg achter de klep van zijn pet en priegelt wat met een effectpedaal. Dan springt hij, soms, voorzichtig, tijdens Alison bijvoorbeeld, of tijdens het allesversplinterende When The Sun Hits, haast aarzelende sprongetjes.
Fotografie Anne-Marie van Rijn
Het moet onverwacht zijn: het succes van het tweede leven van Slowdive. Zowel muzikaal als wat aandacht betreft: de twee shows in Nederland, in de Effenaar en in de Ronda van TivoliVredenburg, zijn stijf uitverkocht. En hoewel bovengetekende stiekem hoopte in de achtergrond van een TikTok-reel te verschijnen – het nieuwe publiek dat de band heeft aangeboord is jong – zal dat toch hoogstens een Facebookpost zijn, want misschien is een kleine vijftig euro voor een kaartje toch net wat teveel voor de écht jonge aanwas.
Of misschien zitten al die mensen wel helemaal niet op TikTok, de muziek leent zich er in ieder geval niet voor. Wat is het knap en veelzeggend dat de eerste gitaartonen die door het effectpedaal geduwd worden meteen klinken als Slowdive. Wat een ongelijk zou de cynicus hebben die op het pedaalbord wijst en schouderophalend wegloopt. Weinig bands zijn zó herkenbaar, zo doeltreffend in het plaatsen van accenten in een zee van geluid. Vergelijk het maar eens met het voorprogramma Drab Majesty: dat is pastiche. Dit, dit is écht.
Wat is de band bescheiden, in haar voorkomen, in haar liedjes. Star Roving is een simpel liedje maar o zo doeltreffend. En Catch The Breeze, het enige van het debuut afkomstige liedje van de avond, krijgt een einde waar menig wimper van afschroeit, zo hard en simpel. Nick Chaplin zakt steeds verder door de knieën alsof zijn bas steeds zwaarder wordt. De drummer houdt alles met militaire precisie in het gareel en stuwt iedere uitbarsting naar nog grotere hoogte. Het valt op hoezeer Slowdive ook aan de folkrock schatplichtig is. Kleine bewegingen, groot effect.
Dan toch, het dreigt even in te zakken. Sugar For The Pill krijgt net niet de subtiliteit mee die het verdient. En hetzelfde geldt eigenlijk voor No Longer Making Time, het enige moment waarop we Slowdive kunnen beschuldigen van effectbejag met een explosie die nét iets te mooi op z’n plek zit.
Gelukkig is het van korte duur: met een geweldige versie van Slomo herpakt de band zich. Halstead beweegt naar de zijkant van het podium, aanschouwt de rest van de band, knikt. Daar zijn de sprongetjes, we zijn bij een blokje Souvlaki aanbeland – vijf liedjes achter elkaar – en dan is een verblindend When The Sun Hits een flits van een afsluiter van de reguliere set.
De toegift: eerst een spot op Halstead, dan een tweede op Goswell. Ze zingen Dagger, de afsluiter van bovengenoemd album. Ingetogen, broeierig. ‘I thought I heard you whisper / It happens all the time’, zingen ze. Ze strekken zich uit, naar ons.
Ik heb een kat die wil dat je haar instopt, iedere dag weer. Ze gaat staan op haar wollen kleed en begint dan te kraaien tot ik dat kleed over haar heen vouw – dan gaat ze liggen en verdwijnt onder de wol. Wat doet Slowdive anders dan ons instoppen, iedere keer als we de platen opzetten, iedere keer als ze op een podium staan en alle registers opentrekken? Wie kan dit beter, met weinig meer dan een effectpedaal en een gitaar de warmte in onszelf oproepen en over ons uitstrooien – iedere avond weer met potverdorie nagenoeg dezelfde setlist? Ik weet ’t niet.
Gezien: 31 maart, Ronda, TivoliVredenburg, Utrecht