Je hebt van die avonden waarop alles klopt. Een band in topvorm, in precies de zaal die bij hun muziek past, voor precies het juiste publiek ook. In Amsterdam beleven ze zo’n avond elke week wel een paar keer, maar in die andere grote stad van Nederland is het nét wat vaker behelpen. Als het op zulke magische avonden aankomt heeft Rotterdam niet vaak geluk gehad. Sinds het faillissement van zalen als Nighttown, Watt en Waterfront en de te grote concurrentie van Ziggo Dome voor Ahoy is het aan de Maas op popgebied soms behelpen geblazen. Magische avondjes? Een paar keer per jaar, dat is het wel. Zaterdagavond is dat opeens helemaal anders. Dan staat The Jesus and Mary Chain op het podium van de Maassilo, voor de enige Nederlandse show van dit jaar.
Rotterdam is daar getuige de opkomst blij mee, maar het publiek is gewaarschuwd: de Schotse groep van voorman Jim Reid, 56 alweer, had jaren een stevige live-reputatie. Optredens duurden soms zelfs hooguit een kwartier. Dat is tegenwoordig wel anders, nu staat The Jesus And Mary Chain wel gewoon netjes anderhalf uur op het poduum. Niet omdat het moet, maar omdat het kan: de laatste plaat Damage and Joy klinkt bepaald niet uitgeblust. Het is de eerste sinds Munki uit 1998, en een album dat in alles urgentie ademt. Zo’n nummer als All Things Must Pass: de talloze jongere bandjes die door The Jesus and Mary Chain zijn geïnspireerd zouden er een moord voor doen. Het is het negentien (!) jaar wachten waard geweest. Deze plaat, gemaakt met het heilige vuur van de rock ‘n’ roll duidelijk flink aangewakkerd, verdient alle lof.
Dat de band ook op het podium dat vuur weer heeft gevonden blijkt al snel. De groep dendert door de setlist heen, terwijl Reid om zijn microfoon hangt en de ene na de andere prachtige tekstregel er uitgooit. Aan praatjes waagt hij zich nauwelijks, aan contact met de fanatieke eerste rijen (vol opvallend jong publiek) ook niet. Hij raakt zelf ook in bezwering door zijn eigen gruizige rock, die je als luisteraar zo naar binnen trekt.
Voor wie de Maassilo waar zich dit allemaal afspeelt niet kent: dit is een oude graanfabriek, een juweel van een plek, goed met de metro bereikbaar maar tegelijkertijd midden in een ruige Rotterdamse haven. Het zou Rotterdam niet zijn als over die plek veel geklaagd was, ook over zaken als geluid, maar deze band lijkt er te zijn geboren. Dat gitaargeluid als een draaikolk, met broer William Reid als gitarist in de hoofdrol, past perfect in deze gigantische betonnen kolos. Het geluid is om door een ringetje te halen. Het grote voordeel daarvan: je hoort zijn teksten. Die gaan vaker wel dan niet over grote zaken als dood willen gaan, ouder worden en hoe erg dat allemaal is. Het zijn regels die als mantra’s blijven hangen bij het publiek – dat steeds verhitter raakt, vooraan.
Achter Reid staat de band een beetje in het donker, noest te werken aan de ene na de andere rocksong. Opgezweept en wel is de klus na veel meer dan dat beruchte kwartier van vroeger gedaan. Wij, het Rotterdamse publiek, lijken wel gehypnotiseerd. Zelfs de concert-dj weet het even niet meer en valt nadat hij een plaat op heeft gezet vervolgens simpelweg stil. Om daarna weer een plaat op te zetten. Dolgelukkig struinen de honderden bezoekers ondertussen door de bizarre catacomben van dit geweldige gebouw. Als gezegd: op deze avond klopt dus alles. De Rotterdamse muziekfanaat, zo gewend aan de woestijn die de stad is geworden als het om concertaanbod gaat, heeft ‘m dik verdiend.
Fotografie: Jelmer de Haas
Gezien: 23 juni 2018, Maassilo, Rotterdam