Vanaf de raak aangeslagen openingsakkoorden van Midas staan de waterig blauwe ogen van Wunderhorse-frontman Jacob Slater op standje menens. Hij heeft iets te bewijzen en er moet hem van alles van het hart. Niet lullen maar spelen is daarom het devies. Dat doet hij met verve tijdens een overtuigend optreden, dat het zeker niet moet hebben van publieksinteractie, maar waarin de band zijn klassiekers in de dop fraai uitspeelt.
Fotografie Lisa Hussaarts
Het arbeidsethos van Slater is al even jaren 90 als zijn baggy skatersoutfit met iconische zwarte All Stars en retro witte Fender. Dit decennium horen we vooral terug in het bandgeluid, dat voortborduurt op de hoogtijdagen van de grunge. De Brit schrijft slimme songs met poppy hooks en genoeg lucht voor zijn fenomenale stemgeluid. Hij is een verhalenverteller en doet dat vanuit zijn ervaringen als voormalig wonderboy van de Londense indiescene, die ten gronde ging aan de verleidingen van het rock & roll-bestaan.
Vanuit Cornwall bouwde hij sinds 2020 zijn huidige band op waarmee hij nu, twee albums onderweg – Cub (2022) en Midas (2024), wederom in rap tempo zieltjes wint. Met name live; vorig jaar op Lowlands en recent als voorprogramma van Fontaines D.C.. Het festivalpubliek, waarin opvallend veel shirts van deze Ierse band terug te zien zijn, lijkt daarom goed op de hoogte en neemt de bezielde voordracht met een bijpassende, keurende bandjeskijkhouding in zich op.
Het harde werk van de frontman – de zweetdruppels parelen over de rode konen van zijn gemillimeterde kop – lijkt niet per se gericht op hun goedkeuring. Hij laat zich nauwelijks iets gelegen aan de respons uit de Teddy, waarin alleen tijdens emotioneel beladen parel Teal de handen anderhalve keer omhooggaan. Zolang zijn gevoel maar overkomt – en daar zorgt hij wel voor met schorre wanhoopskreten uit een gekwelde ziel, die in de traditie van Kurt Cobain nog wel eens willen overslaan.
Hoogtepunt van de set is de laatste klasbak van een single The Rope, die alle sterke elementen – jachtige ritmegitaar met repetitieve riff, rauwe zang en dito lyrics – puntig verpakt tot een dijk van een hit, die zijn vroeg aangekondigde climax vrij natuurlijk bereikt. Het is allemaal van zo’n hoge kwaliteit en tegelijkertijd betrouwbare herkenbaarheid, dat je je afvraagt waarom we er ooit mee zijn opgehouden, dat massaal gitaarbandjes kijken.
Er zal vast een grotere markt zijn voor de ongecompliceerde recht-voor-z’n-raaprock van de Britten. Het is te hopen dat ze zich een dergelijk, oneigentijdse houding kunnen blijven permitteren en niet uit commerciële overwegingen gedwongen worden tot publiekspleaserij. Bij weinig concerten voel je je als toeschouwer namelijk zo serieus genomen als ontvangende partij, wanneer de band na een dergelijk verbluffende set voorovergebogen en zonder om te kijken het podium verlaat. Om nooit meer om te kijken, dat doen wij wel.
Gezien: Down The Rabbit Hole 2025, zaterdag (14.30 uur) in de Teddy Widder.