Air voert vrijdag zijn pièce de résistance integraal uit in Paradiso. In OOR 2 van 24 januari 1998 pakten we meteen flink uit met de ‘nieuwe dancesensatie uit Versailles’, in de vorm van een uitgebreid interview en een juichende recensie. Die laatste ging als volgt.
Eens in de zoveel tijd verschijnt er een plaat die buiten elke muzikale mode valt en toch van alle kanten bejubeld wordt en uiteindelijk zelf een nieuwe trend zet. Moon Safari lijkt zo’n plaat te gaan worden. Vriend en vijand verwelkomt het debuut van Air – Parijzenaars Nicolas Godin en Jean-Benoît Dunckel. ‘Hearing this album is like hearing Massive Attack or Björk for the first time’, orakelde een recensent van het Britse dancemagazine Muzik al.
En terecht. Ook Godin en Dunckel debuteren met een tijdloos album zonder precedent, noch in de pop, noch in de dance. Hun muziek is niet zomaar een samenraapsel van bestaande invloeden, zoals de meeste postmoderne popmuziek; hun muziek klinkt alsof ze er altijd al is geweest, alsof er nooit een scheidslijn langs house, ambient, pop, easy listening, triphop en orkestrale filmsoundstracks heeft gelopen, alsof er geen wereld van verschil zit tussen de tijd van The Beatles, Morricone, Gainsbourg en pak ’m beet Mo’Wax.
Grofweg valt Moon Safari uiteen in een vocaal en een instrumentaal deel. De liedjes, pure popsongs eigenlijk, met zang van de Amerikaanse nachtegaal Beth Hirsch en de over een vocoder zingende Air-jongens zelf, ontroeren door hun eenvoud en melancholie. De instrumentals, broeierige soundtracks met een in slow motion voortstuwende groove, betoveren door de hemelse keyboards en vindingrijke arrangementen.
Raar maar waar: Moon Safari klinkt authentiek sixties en tegelijkertijd ook heel erg nineties. Air maakt muzak voor de eenentwintigste eeuw.
Filmmuziek voor het onderbewustzijn: met Moon Safari plaatste Air een hoeksteen van lounge. Lees onze terugblik hier online of in de nieuwe OOR.