Toen Damien Rice op 1 februari 2002 zijn debuut O uitgebracht bleef het stil in Nederland, vooral vanwege zijn halsstarrigheid om het album uit te brengen in eigen beheer. De distributie van het nu 20-jarige album, opgenomen met de 500 euro die hij van zijn vader leende, kwam pas later op gang, waardoor de plaat pas anderhalf jaar later in OOR opdook. Dit is de originele recensie door Annemarie van Looij, die zich voor de gelegenheid verschuilde achter de naam Onnemarie van Ooij.
Twee jaar geleden speelde Damien Rice op het A2A-festival in Amsterdam. Een onbekende Ierse singer-songwriter vermaakte een handjevol mensen met grappige sketches en pakte hen in met bloedmooie nummers. Zijn debuutplaat O was toentertijd nog in de maak, maar wat hij daar op dat krakkemikkige podium liet zien klonk veelbelovend. En het is het wachten waard geweest. O is een plaat die dezelfde magie heeft als toen op dat podium. Ontwapenend, net als de glimlach van de ietwat verlegen Ier. Ontroerend, de kleine man en zijn grote verdnet. Ontspannen, op geen enkele manier geforceerd, denk Nick Drake. Ontwikkeld, voor een debuut klinkt de plaat bijzonder geleerd, denk Jeff Buckley. Ontzaglijk, voor het talent van de man en zijn vaste zangpartner Lisa Hannigan. Waar de nummers kil aanvoelen, maakt haar stem ze weer warm en waar de nummers te melancholisch dreigen te worden, ontnuchtert zij ze. In het prachtig gezongen The Blower’s Daughter is zij de frisse wind en in Cold Water is zij de degene die de warmwaterkraan openzet. Wat dat betreft krijgt zij de Oscar voor de beste vrouwelijke bijrol, vooralsnog is Damien Rice een Onterecht Onopgemerkt artiest die een Overdonderend debuut heeft afgeleverd, en die in de toekomst hoge Ogen gaat gooien. (Gepubliceerd in OOR 11, 2003)