Postpunk. Misschien wel het ruimst vallende containerbegrip in de alternatieve muziek van vandaag de dag. Postpunk is populair en postpunk is alomtegenwoordig. Goed moment, vonden we, voor een even eigenwijze als betrouwbare OOR-lijst.
| 100-81 |
100
Yard Act
The Overload (2021)
Inmiddels maken ze feestelijke punkfunk, maar ten tijde van debuut The Overload is het uit Leeds afkomstige Yard Act nog een overtuigende en strakke postpunkband-met-praatzanger. James Smith – bijdehante blik, brilletje, trenchcoat – oogt precies morsig en working class genoeg om ’m geloofwaardig te maken, zijn cynische sociaal-maatschappelijke commentaren doen de rest.
99
Two Lone Swordsmen
From The Double Gone Chapel (2004)
De één (Andrew Weatherall) is pionierend dj/producer, de ander (Keith Tenniswood) maakt broeierige electro als Radioactive Man, samen leggen ze met beperkte middelen – bas, drums, dun gitaartje, sobere elektronica – lekker grimmige en duistere grooves neer, waaroverheen Weatherall soms wat mompelzingt. Maar de spanningsboog wankelt geen moment. Prijsnummer: de cover van Sex Beat van The Gun Club.
98
The Tapes
Party (1980)
Voor de Ultra-beweging zijn ze niet experimenteel genoeg, voor het hokje ‘new wave’ niet poppy genoeg. The Tapes zijn The Tapes, en ze maken slimme, eigenwijze en licht-kubistische gitaarpop vol onverwachte bewegingen. Vooral op Party, die in 2018 nog een mooie reissue-met-bonustracks krijgt. ‘De beste Nederlandse groep die het nooit heeft gemaakt’, schreef iemand ooit, ergens.
97
Squid
Bright Green Field (2021)
‘Alwéér een avant-gardistische postpunkband uit Engeland met een onnavolgbaar geluid’, schrijven we medio 2021. Maar niemand klinkt vooralsnog als Squid: lange, complexe en groovy songs, een declamerende dan wel tierende zanger en invloeden uit alle windstreken (postrock, funk, jazz, noise, ambient). ‘Een soms vermoeiende maar altijd dynamische en enerverende luistertrip barstensvol anarchistische energie.’
96
Scars
Author! Author! (1981)
‘Een plaat die alles heeft van een monument’, vinden we in 1981. ‘De onschuld van U2, de romantiek van Buzzcocks, de pijn van Joy Division, de grandeur van Siouxsie & The Banshees en de bitterheid van Magazine, fijnzinnig verweven tot één verpletterend geheel’, luidt het schepje erbovenop. Maar groot zullen de Schotten nooit worden: in 1982 is het einde verhaal en Author! Author! voor eeuwig een cultklassieker.
95
De Ambassade
Duistre Kamers (2019)
Muziek die niet anders dan uit – inderdaad – duistre kamers kan komen, gesitueerd in ‘de geïsoleerde betonnen buitenwijken in het westen van Amsterdam’ (aldus de bandbio), waar het nog altijd 1982 is. Althans, zo klinkt de minimalistische, Nederlandstalige elektronica van Pascal Pinkert, die geflankeerd door al even eighties aanvoelende baslijnen op zoek gaat naar de romantiek in de apocalyps.
94
Elastica
Elastica (1995)
Als ze niet zoveel gejat zouden hebben, was Elastica hoger geëindigd. Ze krijgen liefst drie rechtszaken wegens plagiaat aan de broek en verliezen ze alle drie: Line Up kopieert het refrein van Wire’s I Am The Fly, het intro van Waking Up is identiek aan dat van No More Heroes van The Stranglers en Connection drijft op de gitaarriff van Three Girl Rhumba van – opnieuw – Wire. Maar u hoort óns niet zeggen dat Elastica een slechte plaat is.
93
The Psychedelic Furs
The Psychedelic Furs (1980)
Dankzij hits als Pretty In Pink, Love My Way en Heaven zijn ze voor eeuwig verzekerd van een prominente plek op eightieswave-compilaties, maar op hun debuut manifesteren deze Londenaren zich nog als grimmige artpunkband met een zanger die klinkt als David Bowie na dertig jaar kettingroken. De ‘hit’ van de plaat – die je dan weer níet op wavecompilaties vindt – is natuurlijk Sister Europe.
92
Minny Pops
Sparks In A Dark Room (1982)
Hun debuut Drastic Measures, Drastic Movement (1979) wordt door OOR uitgeroepen tot ‘origineelste plaat ooit door een Nederlandse formatie uitgebracht’, maar opvolger Sparks In A Dark Room is beter en coherenter. Boegbeeld is Wally van Middendorp, over wie we in de recensie lezen dat zijn ‘zwaarmoedige stem klinkt alsof ie uit de kelder komt’. Slotsom: ‘Met deze plaat zouden ze makkelijk een breed publiek kunnen bereiken.’
91
Killing Joke
Night Time (1985)
Natuurlijk, debuut Killing Joke is hun pièce de résistance, maar met Night Time weten onheilsprofeet Jaz Coleman en zijn mannen zowaar een groot publiek te bereiken. Met dank aan het onverwoestbare Love Like Blood, een bonafide hit in een tijd waarin Harde Muziek helemaal niet hip is. En als die eenmaal wél hip is, duikt Killing Joke opnieuw op: de riff van Eighties wordt door Nirvana ‘geleend’ voor Come As You Are.
90
Interpol
Antics (2004)
Na debuut Turn On The Bright Lights (2002) staan ze hors concours tussen de eigentijdse herscheppers der new wave en postpunk, maar op opvolger Antics is het New Yorkse Interpol flink doorontwikkeld. En bewijzen ze nét iets cooler, scherper, subtieler, beheerster en vooral smarter than the rest te zijn. De truc? Minder gemanoeuvreer met sfeer en lichtinval, meer volle kracht vooruit. Betere platen zullen ze nadien niet meer maken.
89
Mekanik Kommando
Snake Is Queen (1983)
Net als Minny Pops behoren ze tot de Ultra-lichting, maar met dit tweede album weekt het Nijmeegse Mekanik Kommando zich succesvol los. De tijd van zoeken en experimenteren is voorbij, het structureren en perfectioneren begint. De muziek? Elektronisch vooral, ruimtelijk en onheilspellend ook. De OOR-recensie eindigt lyrisch: ‘Contrastrijk en vloeiend tegelijk, één met de natuur, een onuitputtelijke bron van luistergenot.’
88
B Boys
Dada (2017)
Toegegeven, deze kozen we óók vanwege de hoes, een knipoog naar de nummer 1 van deze lijst. En die knipoog zal niet voor niets zijn, want al op de EP No Worry No Mind (2016) winden ze er geen doekjes om: volgens de B Boys-doctrine begint de popmuziek bij de eerste twee albums van Wire, daarvoor is er niets en daarna ook niet. Althans, tot B Boys. Die op frisse wijze op de loop gaan met het beste dat de seventiespostpunk te bieden heeft.
87
Girl Band
The Talkies (2019)
‘Een paniekaanval op muziek’, zo wordt het Ierse Girl Band (later Gilla Band) in 2019 adequaat getypeerd. Ze behoren tot de helden van stadgenoten Fontaines D.C. en The Murder Capital, maar blijven in populariteit achter. Geen wonder: door de wankele geestesgesteldheid van zanger Dara Kiely worden veel optredens afgezegd en op The Talkies staat volgens onze recensent ‘nog ongezelligere muziek dan voorheen’.
86
Gang Of Four
Solid Gold (1981)
Debuut Entertainment! zet in 1979 zowat de standaard in het genre (strijdbaar, ironisch, gedisciplineerd, vol zeggingskracht en nog dansbaar ook) en ter hoogte van opvolger Solid Gold weten we: het beste is achter de rug. Maar fenomenaal goed is het nog steeds wat deze moderne Marxisten uit Leeds neerzetten. Klapstuk blijft opener Paralysed, waarin de spaarzame tekst en de stotterende gitaar van Andy Gill elkaar in spanning omhoog persen.
85
The Futureheads
The Futureheads (2004)
Over Andy Gill gesproken: hij produceert grotendeels het debuut van de Schotse Futureheads, die grofweg hetzelfde muzikale kunstje doen als Franz Ferdinand, maar dan net een tikkie neurotischer, hoekiger en eigenwijzer – en wonderlijk meerstemmig. Vijftien songs in een half uur, ideeën en enthousiasme spatten in het rond en als een liedje gebaat is bij één couplet en één refrein, dan is dat maar zo. O, en ze coveren Kate Bush’ Hounds Of Love. Gewoon, omdat het kan.
84
Fehlfarben
Monarchie Und Alltag (1980)
Fehlfarben, is dat nou Neue Deutsche Welle of postpunk? Toch maar dat laatste, besluiten we na een kort handgemeen. ‘Monarchie Und Alltag is voor de Deutsche Welle wat de eerste Clash-plaat voor de punk betekende’, schrijven we begin jaren tachtig. ‘Eindelijk wordt de onder veel Duitse jongeren sluimerende onvrede luid en duidelijk verwoord.’ De thematiek is gedateerd, de muziek overleeft: kaal en verbeten. Met Es Geht Voran als, eh, Immergrün.
83
The Fall
Perverted By Language (1983)
Parelvissen in het mer à boire dat het Fall-oeuvre is – ga er maar aan staan. ‘Een van de meest relevante groepen van dit tijdsgewricht’, noemt OOR’s Fall-exegeet Bert van de Kamp ze medio jaren tachtig, de periode waarin Mark E. Smith en co hun sterkste werk uitbrengen. Perverted By Language biedt The Fall by the book. ‘Lange woordrijke raps, dwarsliggende ritmes, stadsgeruis, de repeterende breuk van de recalcitrantie.’
82
Editors
An End Has A Start (2007)
Het recensiecliché ‘moeilijke tweede’ is in 2007 al strafbaar, maar toch geldt het wel een beetje voor de opvolger van het klassieke Editors-debuut The Back Room. Want je hóórt de band twijfelen: borduren we voort op de succesformule (bondig, krachtig, catchy, soms grimmig op z’n Joy Divisions) of gaan we met grote gebaren de hoogte in? Het wordt half-om-half. ‘Coldplay noir’, oordelen we in de recensie.
81
Echo & The Bunnymen
Crocodiles (1980)
Áls het al postpunk is wat deze scousers maken, dan in elk geval toegankelijke. OOR is er in 1980 duidelijk over. ‘Er wordt over het algemeen een lyrisch landschap vol angst en wanhoop geschilderd, zonder ook maar een fractie van de beklemming van bijvoorbeeld Joy Division te benaderen. Daar zijn de songs te melodieus en omslachtig voor.’ Hoe dan ook, Echo & The Bunnymen posteert zich met dit debuut moeiteloos in de frontlinie van de jaren tachtig.
| 80-61 |
80
Death In Vegas
The Contino Sessions (1999)
‘Een house-dj, gefascineerd door dubreggae, die hypnotiserende undergroundrock maakt met z’n wortels in de jaren zestig en zeventig en de blik op de wereld van vandaag.’ Verdwaald in de verkeerde lijst, dit Death In Vegas? Wij vinden van niet. ‘Grofkorrelige multimediakunst in een vochtige, slecht verlichte studio’, meldt de recensie in 1999 nog. Gastzang is er van Bobby Gillespie (Primal Scream), Jim Reid (The Jesus And Mary Chain) en Iggy Pop.
79
John Cooper Clarke
Snap, Crackle & Bop (1980)
Hij mag dan – strikt genomen – niet in het genre thuishoren, hij zit wel al gauw prominent in de wereld van de postpunk. Liefst in voorprogramma’s. Want daar gedijt de zwartgallige, ritmische straatpoëzie van John Cooper Clarke optimaal. Op Snap, Crackle & Bop staan minimaal twee parels uit het dichtboek: Evidently Chickentown en het epische Beasley Street.
78
The Cool Greenhouse
The Cool Greenhouse (2020)
‘Repetitieve postpunkgitaren waar een gelukkige pessimist ellenlange lappen cynisme overheen mompelt, onophoudelijk, zoals die man aan de hoek van de bar in elke bruine kroeg ter wereld, die zich er allang bij heeft neergelegd dat er niemand luistert. Heerlijke muziek.’ Sommige recensies zeggen alles. Voor de statistieken: Londense band, Henry Rollins is fan: ‘The Cool Greenhouse, my new favourite post-everything existential music happening!’
77
Art Brut
Bang Bang Rock & Roll (2005)
De meest clumsy band uit de lijst? In elk geval de grappigste. Art Brut is een pisstake, al ontkennen ze zelf alles. In Formed A Band, hun bekendste liedje, bespeuren we de zin ‘We’re gonna be the band that writes the song / That makes Israel and Palestina get along.’ Voilà. Blikvanger is Eddie Argos, die sneert als Mark E. Smith en oogt als de vierde Lullo. ‘Yes, this is my singing voice / It’s not irony, it’s not rock and roll / We’re just talking to the kids.’
76
IDLES
Crawler (2021)
‘Crawler getuigt van een onstilbare creatieve honger en bewijst dat de orkaan die IDLES heet nog lang niet is uitgeraasd’, schrijven we in 2021, als hun meest ‘aaibare’ plaat tot dan toe verschijnt. Maar vergis je niet in voorman Joe Talbot. ‘De in zwartgallige humor gedrenkte teksten over verslaving, verlies en behoefte aan houvast gutsen uit zijn keel als een allesverwoestende lavastroom.’ De op één na beste postpunkband van de nieuwe eeuw.
75
Public Image Ltd.
Public Image (First Issue) (1978)
Volgens sommigen de oerknal van de postpunk. Maar de beste platen van aartsdissident John Lydon (voorheen Rotten, ex-Sex Pistols, zodoende de vleesgeworden postpunk) en zijn wisselende strijdmakkers komen erna pas. Als vroeg mission statement blijft ie echter prima overeind, mede dankzij het schavende gitaarwerk van Keith Levene en de in dub gedrenkte baslijnen van Jah Wobble.
74
Dry Cleaning
New Long Leg (2021)
De absolute troef van het Londense Dry Cleaning heet Florence Shaw. Deze Laurie Anderson van de postpunk doet aan next level praatzingen. Alhoewel, ze práát vooral. Ze babbelt, mijmert, verzucht en becommentarieert, met een gortdroog observerend vermogen dat grenst aan dat van Paulien Cornelisse. En de muzikanten? Die gaan hun eigen gang, ergens tussen wrevelige postpunk en jangly indiepop. Volstrekt oorspronkelijk.
73
The Comsat Angels
Fiction (1982)
De beste en meest indringende Comsat Angels-plaat staat verderop in de lijst, Fiction is hun mooiste. ‘De plaat van het licht’, noemen we ’m in 1982. ‘De groep heeft de vormloze mist achter zich gelaten (…) Fiction praalt boven de wolken in het schitterende zonlicht, waar de storm is uitgewoed; de plaat straalt een etherische rust uit, is doorzichtig als glas – de rook is om de hoofden van de Comsats verdwenen.’ Zo wonderschoon kan postpunk zijn.
72
Protomartyr
The Agent Intellect (2015)
Eigenlijk zijn álle platen van het Detroitse Protomartyr geweldig, maar we gaan nu even voor deze, al is ’t maar omdat hun beste nummer (Pontiac 87) erop staat. Wat u weten moet: Joe Casey kan niet zingen maar doet het toch, zo verbeten als ie maar kan. Het gaat over pijn, teleurstelling, geweld, wraakgevoelens, doodsangst, bitterheid. De muziek dramt en schuurt, de ritmes zijn bonkig en onder de grauwe wolken hangt spanning en ongemak.
71
Siouxsie & The Banshees
The Scream (1978)
Als postpunk al een ground zero heeft, dan is de eerste plaat van Siouxsie & The Banshees dáár opgenomen. In het verlengde van debuutsingle Hong Kong Garden (‘een schitterende Oosterse lijntekening in twee akkoorden’, schrijven we in 1978) klinkt The Scream rauw en geheimzinnig, met de stem van Siouxsie Sioux (‘koel maar vol mystieke overgave’) en de gitaar van John McKay (‘als een stiletto langs het huidoppervlak’) in de voorhoede.
70
Chrome
Half Machine Lip Moves (1979)
De betere cultklassieker. ‘Industriële zombiegaragepunk’, heet het ergens. ‘Postpunk’ besluit chroniqueur Simon Reynolds (Rip It Up And Start Again – Postpunk 1978-1984). Hoe dan ook: van de pot gerukt lo-fi-duo uit San Francisco, behoorlijk avant-gardistisch, stevige sciencefiction-tic en veel fuzz. Fun fact: op het moment van schrijven hebben ze een nieuwe single: een onnavolgbare uitvoering van Gimme Shelter.
69
Pere Ubu
The Modern Dance (1978)
Zo lyrisch als over The Modern Dance hebben we OOR’s Bert van de Kamp niet vaak meegemaakt. ‘Ik heb de plaat nu zo’n tachtig maal gedraaid. Is hij echt zo goed? Geloof het maar, vrienden’, schrijft hij in 1978 over dit debuut van Pere Ubu, ‘een groep zeer originele muzikanten, die een meer dan verdienstelijke poging doet om uit te drukken hoe het voelt om in het nucleaire tijdperk tot volwassenheid te rijpen. Essentiële, levende muziek.’
68
The Pop Group
Y (1979)
‘Dansbare guerrilla’, noemen we ’t in 1979. The Clash, maar dan héél anders. Donkerder, cynischer, radicaler, abstracter en fragmentarischer (al is ’t maar door de rigoureuze geluidsbehandeling van dubproducer Dennis Bovell). Maar de boodschap is duidelijk. Het Engelse blad The Wire rekent Y, het debuut van dit collectief uit Bristol rond tekstdichter Mark Stewart, tot ‘the 100 most important records ever made’.
67
The Cure
Three Imaginary Boys (1979)
‘Popmuziek voor de jaren tachtig die een werkelijke uitbouw vormt van het verleden, muziek die zich richt op beelden en vooral op sfeer’ – zo verwoorden we in 1979 onze eerste encounter met The Cure, dan nog bijna een popband (aan de vooravond van hun transitie naar donkere postpunkband, om daarna weer popband te worden). ‘Een originele, eerlijke, directe, erg scherp opgenomen plaat.’ De toekomst ligt open.
66
Viet Cong
Viet Cong (2015)
Van die bandnaam willen de vier Canadezen snel weer af (het wordt Preoccupations), maar gelukkig hebben we de plaat nog. ‘Het rammelt, het postpunkt, het garagerockt en de vocalen hebben die heerlijke vintage lo-fi-galm die maar niet uit de mode wil raken’, aldus onze recensie. En Viet Cong beheerst nog veel meer: indierock, sixtiespsychedelica en zelfs, eh, industriële techno. ‘Ga er maar even goed voor zitten’, luidt in 2015 de aanbeveling.
65
The Only Ones
The Only Ones (1978)
‘Uit het totaalaanbod van nieuwe Engelse bands zijn er twee die boven alles uitsteken’, schrijven we in 1978. De ene heet Magazine, de andere The Only Ones, ‘beide gedomineerd door de scheppingsdrift van een volstrekt op zichzelf opererend talent’. Bij The Only Ones is dat de getroebleerde neo-romanticus Peter Perrett, die in zijn teksten opzichtig flirt met drugs en occultisme. Maar een ‘hit’ schrijven (Another Girl, Another Planet) kan ie ook.
64
The Murder Capital
When I Have Fears (2019)
Waar stad- en generatiegenoten Fontaines D.C. met een James Joyce-bundel in de hand en vervuld van nostalgische gevoelens de afgebladderde romantiek van het Dublinse stadsleven bezingen, voelt Murder Capital-zanger James McGovern zich vooral onbegrepen en angstig. Buitenstaander, onaangepast. De muzikanten achter hem leveren de soundtrack: dreigend, somber en opvallend kaal en schetsmatig.
63
Modern Eon
Fiction Tales (1981)
Een heuse undergroundklassieker, deze eerste – en enige – plaat van een band die lange tijd geldt als ‘het best bewaarde geheim van Liverpool’. Een fraaie dubbele cd-reissue vestigt in 2022 weer even de aandacht op Modern Eon, dat postpunk van het artistieke en gesofisticeerde soort maakt. De etherische stem van zanger Alix valt als eerste op, maar daaronder gebeurt van alles, tot op microniveau. Je zou het bijna kunst noemen.
62
The Fall
Hex Enduction Hour (1982)
Parelvissen in het mer à boire dat het Fall-oeuvre is, deel 2. Hex Enduction Hour staat te boek als hun eerste echte tour de force. The Fall blijkt ineens in staat tot langgerekte sfeerstukken (zie het fameuze Hip Priest), melodieën die blijven hangen en tegen improvisatie aanleunende exercities. Maar bovenal is de fel-sarcastische Mark E. Smith uitzonderlijk op dreef, met speciale vermelding voor het aan het Britse popjournaille geadresseerde Mere Pseud Mag. Ed.
61
The Birthday Party
Prayers On Fire (1981)
Toen Nick Cave nog een beest was. Mooi om te lezen hoe voorzichtig OOR in 1981 is met het duiden van het debuut van deze losgeslagen bende. ‘Expressief primitivisme’, proberen we. ‘Een expeditie in intuïtie’ – ook mooi. ‘Het geluid is heel speciaal en effectief.’ ‘Zanger Nick Cave spuugt in brandende betrokkenheid de meest fraaie zinnen uit.’ Uitsmijter: ‘Goede plaat, die eerder lijkt te zijn opgenomen in de hel dan in een studio.’
| 60-41 |
60
Parquet Courts
Light Up Gold (2013)
‘Punk zoals Pink Flag punk was’, trekken we in 2013 maar meteen een lijntje naar het debuut van Wire. ‘Nét niet dus en daardoor des te leuker.’ Referenties naar mede-New Yorkers (Television, The Modern Lovers) liggen ook op de loer, maar op Light Up Gold regeren vooral zelfspot, humor en verveling, verpakt in hits die nooit hits zullen zijn. ‘Superstrakke rammelpunk’ dan maar, in ‘vijftien droge knallen’.
59
Modern English
After The Snow (1982)
Even smokkelen: het debuut van deze band uit Colchester, Mesh & Lace (1981), is véél meer postpunk: stemmige hoes, doomy geluid, dito poses, Joy Division, alles. Maar After The Snow is véél beter. Want in tegenstelling tot op het debuut staan er ook songs op. Bonafide hits zelfs (I Melt With You), plus een tweetrapsraket bij wijze van ouverture (Someone’s Calling en Life In The Gladhouse) die je metéén de plaat binnentrekt. We houden ’t op postpunk light.
58
Sleaford Mods
Divide & Exit (2014)
Hier had natuurlijk elke willekeurige andere Sleaford Mods-plaat kunnen staan. De formule: Andrew Fearn levert bonkige beats uit de kringloopwinkel, vuilbekkend boegbeeld Jason Williamson (half dichter, half hooligan) ratelt daar nietsontziend overheen, in onnavolgbaar Nottinghams dialect en dito tempo. Waarbij iedereen – filmsterren, politici, uitkeringsinstanties, sociale media – ervan langs krijgt. Elementairder wordt ’t niet.
57
The Sound
Jeopardy (1980)
‘Implosieve muziek waarin veel stilte valt en de onderhuidse spanning doorlopend voelbaar wordt gemaakt door de juist gedoseerde energiestoten.’ Het doomy debuut Jeopardy van het Londense kwartet The Sound slaat in 1980 in als een bom. Ze komen uit de punkscene, maar ‘de energie van weleer is naar binnen geslagen en de aandacht concentreert zich nu rond de navel’. Waarbij contrast – hard/zacht, donker/licht – de belangrijkste stijlfiguur is geworden.
56
The Sisters Of Mercy
First And Last And Always (1985)
Dichter langs het gothic-ravijn scheert deze lijst niet meer, met dank aan de ongeëvenaarde grafstem van Andrew Eldritch. En diens thematiek natuurlijk. ‘Zijn obsessieve gevogel met menselijk verval, seksuele aberraties en de dood doet bijna onzindelijk aan’, noteren we in 1985. Gelukkig zijn er Songs met een hoofdletter, een heldere lijn naar zowel Bauhaus als Joy Division én een slimme producerskeuze: bassist Dave Allen van Gang Of Four.
55
Tuxedomoon
Half Mute (1980)
De kunstzinnige – of misschien moeten we zeggen fijnzinnige – tak van het métier. Hard of confronterend is het bij deze club vrije geesten uit San Francisco nooit, smaakvol verduisterd altijd. ‘Cabaret no-wave’, noemen ze ’t zelf, een kader waarbinnen zelfs ruimte is voor sax, elektronica, poëzie en viool. Prijsnummer van Half Mute is nog altijd de nerveus voorttikkende wanhoopskreet What Use?
54
Throbbing Gristle
20 Jazz Funk Greats (1979)
De titel is al net zo tongue-in-cheek als de albumhoes: vier keurige types die een lekker moppie loungemuziek serveren? Vergeet het maar, dit derde album van het controversiële Throbbing Gristle (voorlopers van Coil en Psychic TV) wordt door Pitchfork niet voor niets ‘the best industrial album of all time’ genoemd. Elektronisch experimentalisme dus, gebracht met een dusdanig subversieve attitude dat een plek in deze lijst meer dan gerechtvaardigd is.
53
Theatre Of Hate
Westworld (1982)
‘Do you believe in the westworld?’ Strijdliederen vanaf de barricaden. Vuist in de lucht, tranen in de ogen en dan maar luidkeels preken voor je parochie, die tóch al anti-atoombom is en de Koude Oorlog in de botten voelt. Het platenlabel heet Burning Rome. Je moet erbij geweest zijn om ’t anno 2024 nog te voelen, maar de strak aangespannen boosheid van voorman Kirk Brandon klinkt nog altijd oprecht.
52
The Human League
Reproduction (1979)
Nee, niet de hitmachine van Don’t You Want Me, maar hun vroegste incarnatie. De bezetting zónder zangeressen en mét een voorliefde voor dystopische elektronica. Die overigens catchy en vol ironie wordt vormgegeven; zie hun rond deze tijd uitgebrachte single Being Boiled of, beter nog, hun versie van You’ve Lost That Loving Feeling, in 1965 een wereldhit voor The Righteous Brothers.
51
Fontaines D.C.
Skinty Fia (2022)
‘Een album dat niet direct de opwinding van Dogrel ademt en zeker ook niet de introspectieve grimmigheid van A Hero’s Death’, schrijven we voorjaar 2022. Nee, op hun derde album zoeken de nieuwbakken postpunkhelden – net verhuisd van Dublin naar Londen – naar vernieuwing en verfrissing. En dus bespeuren we dance-invloeden, een accordeonballad en een opvallend noisy sound design. Grillige plaat, ‘maar het werkt wél en sleept lekker mee’.
50
Dead Can Dance
Dead Can Dance (1984)
De enige plaat van het – later zo neoklassiek en spiritueel georiënteerde – Australische duo die het etiket ‘postpunk’ verdraagt. En hoe. Er zijn gitaren, het rockt, het schuurt, het rommelt onderhuids en de baslijnen zijn volledig Joy Division-proof. Al is meteen duidelijk waarmee ze zich onderscheiden van de rest: de vocale capaciteiten van zowel sirene Lisa Gerrard als, in mindere mate, de goedaardige doemprediker Brendan Perry.
49
The Teardrop Explodes
Kilimanjaro (1980)
Bijna werd ie te licht bevonden, dit debuut van de – destijds – grote rivalen van mede-Liverpudlians Echo & The Bunnymen. Neo-psychedelische pop, iemand? Zeker, maar de energie en de bijna triomfantelijke bevlogenheid geven de doorslag. En het blijft natuurlijk het finest moment van hun zanger, de excentrieke Welshman Julian Cope, die latere generaties zullen kennen van zijn hoogdravende soloplaten én parallelle carrière als geschiedschrijver.
48
Punishment Of Luxury
Laughing Academy (1979)
Cultklassieker. Theatraal, strak, in your face, tijdloos, behoorlijk intimiderend – om niet te zeggen angstaanjagend – en muzikaal tamelijk breed: zelfs van funk en progrock zijn ze niet vies. Het kwartet uit Newcastle heeft daadwerkelijk een achtergrond in radicale theaterkringen, waar ze muziek bij voorstellingen verzorgen. Hun eerste single heet dan ook Puppet Life, net als de overzichtsbox die in 2019 verschijnt.
47
Savages
Silence Yourself (2013)
‘This album is to be played loud in the foreground.’ Savages komt, ziet en overwint, met de van oorsprong Franse Jehnny Beth als eigentijdse Jeanne d’Arc. De boodschap: bevrijd jezelf, zowel fysiek als emotioneel. De muziek: hard, duister, gruizig. ‘De kracht van Silence Yourself zit ’m in het feit dat het Britse kwartet een oergevoel aanboort dat zich niet laat ontkennen of onderdrukken’, concluderen we in 2013.
46
Echo & The Bunnymen
Heaven Up Here (1981)
Oké, Ian McCulloch en co maken hierna nog één betere plaat, de sfeervolle klassieker Ocean Rain (1984), maar die laat zich onmogelijk onder ‘postpunk’ scharen. Nee, dan Heaven Up Here, hun krachtigste en eerlijkste plaat. Hoogtepunten te over: Show Of Strength, Over The Wall, All My Colours… ‘Songs die uit diepe dromen voortkomen’, schrijven we in 1981, ‘waar angst en overleven hand in hand gaan en de toon verlangend is’. Amen.
45
Basement 5
1965-1980 (1980)
Nog vóór de Amerikaanse Bad Brains hun eerste plaat uitbrengen, is er het debuut van het Londense Basement 5: een eveneens volledig zwarte band bij wie de woede hoog zit – en er nietsontziend en militant uitkomt, al dan niet met reggae-invloeden. Al klinkt Basement 5 kaler en desolater, met dank aan gevierd postpunkproducer Martin Hannett (Joy Division, Magazine).
44
Young Marble Giants
Colossal Youth (1980)
Postpunk op z’n minimaalst. De stem van Alison Statton, een zachtjes meetikkende drumcomputer en wat bas- en gitaarmotiefjes van de broers Philip en Stuart Moxham, that’s it. Maar het effect is maximaal. Kurt Cobain bekent twaalf jaar later dat Colossal Youth voor hem ‘een van de meest invloedrijke platen ooit’ is. Een ongeëvenaarde oefening in veel zeggen met héél weinig middelen.
43
Shame
Songs Of Praise (2018)
‘Geëngageerde, oer-Britse postpunk’, noemen we het in 2018, ‘maar wel van het poppy, bij vlagen zelfs lichte soort’. Want ja, voorman Charlie Steen kan cynisch en misantropisch klinken, maar weet ook raad met sprankelende melodieën die dertig jaar Britpop in zich verenigen. Daarnaast lijkt zijn latente sarcasme geen oorsprong te hebben in een grimmig sociaal milieu, maar eerder in een baldadig studentenleven.
42
Devo
Q: Are We Not Men? A: We Are Devo! (1978)
Als postpunk ook bijdehand, arty, satirisch, visueel ingesteld en absurdistisch mag zijn, dan halen we het Amerikaanse Devo er natuurlijk meteen bij. Dit debuut zal de meest weirde plaat zijn die Brian Eno ooit heeft geproduceerd (niet voor niets heerst er tijdens de opnames veel verwarring tussen band en producer). Prijsnummers: Mongoloid, het ritmisch lekker uit het lood hangende Jocko Homo en natuurlijk de onnavolgbare cover van de Stones’ Satisfaction.
41
Hüsker Dü
New Day Rising (1985)
Op het kruispunt van Hüsker Dü’s transitie van hardcorepunk naar melodieuze alternatieve gitaarrock bevindt zich hun sleutelplaat New Day Rising, waarop het powertrio uit Minneapolis tot grote hoogten stijgt. ‘Een trotse samensmelting van vernieuwingsdrang en basale emoties’, noemen we het in 1985, maar het Amerikaanse blad Spin zegt ’t nog nét iets treffender: ‘The album affirms everything that was good about punk in the first place.’
| 40-21 |
40
Cabaret Voltaire
Mix-Up (1979)
Mix-up, zeg dat. Met de postpunk-attitude zit ’t wel goed bij dit avant-gardistische trio uit Sheffield, maar muzikaal is het even doorbijten: in het verlengde van hun legendarische debuutsingle Nag Nag Nag regeert hier donkere en dadaïstische dwarsigheid, ontlokt aan een mix van zelfgeknutselde elektronica, stemvervormers, geluidscollages en tapes, al zitten er ook gitaren en blaasinstrumenten in. Goed verstopt, dat wel.
39
Tubeway Army
Replicas (1979)
‘Soundtracks met gevoel’, oordelen we in 1979 over dit tweede en laatste album van het semi-elektronische Tubeway Army (de roboteske zanger Gary Numan zal spoedig doorgaan als soloartiest). Soundtracks waarbij? Bij ‘de wereld van Numans teksten’, en die teksten ‘lijken in hun surrealisme altijd een vage droomwereld aan te geven’. Hoe dan ook, het levert minimaal twee klassiekers op: Are ‘Friends’ Electric? en Down In The Park.
38
Big Black
Atomizer (1986)
Postpunk? Noiserock? Wat maakt ’t uit, Atomizer van Steve Albini’s trio Big Black is volgens onze recensie sowieso ‘een plaat waarmee je eigenlijk niks te maken wil hebben, omdat hij je confronteert met de ingewanden van een rotte samenleving, met incest, moordzucht, pedofilie, pyromanie, degeneratie en vernedering’. Juist. En de muziek? ‘Een agressieve maalstroom van gierende gitaren, snerende zang en staalharde ritmes.’ Handle with care.
37
Talking Heads
77 (1977)
‘Om uit de warwinkel van gevoelens en problemen te komen, gebruikt David Byrne een afwijkende methode: hij zet zich monter aan de Sisyfus-arbeid om het leven te systematiseren, catalogiseren en inventariseren.’ Aldus OOR in 1977. Op het Talking Heads-debuut 77 levert het intelligente, hoogst inventieve muziek op, al heeft het nog niet de donkere, meer met postpunk in verband gebrachte signatuur van later werk (zie verderop in deze lijst).
36
Wire
Chairs Missing (1978)
De eerste indicatie dat het Londense kwartet Wire (bepaald niet van de straat, wel van de kunstacademie) véél meer is dan de veredelde punkband van debuut Pink Flag. Op Chairs Missing verdiept de muziek zich en zijn sobere vorm- en structuurexperimenten eerder norm dan uitzondering. Bij Wire draait alles nu om sfeer, vervreemding, ironie en de zoektocht naar de essentie. ‘In Spartaanse schoonheid erg overtuigend’, oordelen we in 1978.
35
The Chameleons
Script Of The Bridge (1983)
Aanvankelijk worden ze weggezet als een weinig origineel doorslagje van Echo & The Bunnymen en The Sound, maar uiteindelijk blijkt het melancholieke, bij vlagen behoorlijk monumentaal klinkende debuut van The Chameleons, uit Manchester, toch een lange adem te hebben. ‘Wie er nog aan dacht om zijn verzameling postpunk spectaculair uit te breiden, is hier aan het juiste adres’, luidt in 1983 ons aankoopadvies. En terecht.
34
This Heat
Deceit (1981)
‘Deze plaat zal nooit een groot publiek bereiken en dat is jammer’, schrijven we in 1981. ‘Want wat This Heat te zeggen heeft, verdient gehoord te worden. Drie intellectuelen die zeer emotionele muziek voortbrengen.’ Maar je moet ’t natuurlijk wel herkennen: het Britse This Heat legt de lat hoog, net als Cabaret Voltaire. De (politieke) boodschap klinkt omfloerst, de muziek neigt naar freejazz, de zang heeft zich losgeweekt. Niemand klinkt als This Heat.
33
Mission Of Burma
Vs. (1982)
Dwarsigheid op z’n Amerikaans. Nukkig, weerbarstig, harkerig – en da’s positief bedoeld. Het Bostonse kwartet piekt in de jaren tachtig kortstondig en komt in de 21ste eeuw weer regelmatig bijeen, maar zo goed als op Vs. wordt het nooit meer. In 2016 zet Rolling Stone de plaat op 25 in hun lijst van ‘40 greatest punk albums’. Twijfelachtige aanbeveling: Moby is fan, hij covert hun That’s When I Reach For My Revolver en scoort er een hitje mee.
32
Nasmak
4our Clicks (1982)
De hoogste Nederlandse notering, het is niet anders. Volgens sommigen de beste plaat ooit in ons land gemaakt, volgens OOR in 2000 in elk geval behorend tot de beste albums van de twintigste eeuw. Nasmak zet je op dit magnum opus – vorig jaar heruitgebracht – voortdurend op het verkeerde been. Mathrock avant la lettre, swingend, duwend en trekkend, met een hoofdrol voor de ritmesectie. Unieke band, die nog steeds actief is.
31
XTC
White Music (1978)
Misschien wel de enige plaat uit het XTC-oeuvre die met goed fatsoen voor postpunk mag doorgaan, dit debuut van de latere popgenieën uit Swindon. De boel klinkt nog lekker agressief (punk!), de teksten worden afgebeten en knauwend gebracht en hier en daar klinkt een welluidende dissonant, maar om het – ironische? – mission statement kunnen we toch ook niet heen: This Is Pop.
30
Wipers
Over The Edge (1983)
‘Verwacht geen romantisch escapisme, deze plaat staat stijf van de woede en schuimbekkende consideratie met al wie maar gebukt gaat onder het uitzichtloze leven in the doomtown, de eenzamen, de buitenstaanders, de zoekenden’, waarschuwen we in 1983 alvast. Ja, de boodschap van voorman Greg Sage (Portland, Oregon) is simpel: breek uit deze ellendige wereld. En de muziek? ‘Tussen The Feelies en een eigenzinnige punkband.’
29
Bloc Party
Silent Alarm (2005)
De kinderen van de Gang Of Four? Zou zomaar kunnen. ‘De founding fathers en hun dungesneden arbeidersfunk klinken ook hier luid en duidelijk door, inclusief scharende gitaren en politieke stellingnames’, noteren we in 2005, het jaar waarin er vanuit Engeland een stevige postpunkrevival op gang is gekomen. Helaas zal het Londense Bloc Party op latere platen nooit meer zo fris, spannend en groovy klinken als hier.
28
The Sound
From The Lion’s Mouth (1981)
‘Van energieke punk naar krachtige stemmingsmuziek’ en ‘qua sound onvergelijkbaar veel beter dan voorganger Jeopardy’. Het moge in 1981 duidelijk zijn: The Sound is gegroeid. En levert, zo weten we nu, zijn pièce de résistance af. Bezwerender, melancholieker en emotioneler wordt het niet. ‘Tussen Echo & The Bunnymen, The Comsat Angels en U2 is er plaats voor The Sound, het geluid van het hart.’
27
Franz Ferdinand
Franz Ferdinand (2004)
‘Lekker hoekige confectiepostpunk’, duiden we de vooruitgeschoven singles Darts Of Pleasure en Take Me Out nog, maar bij dit debuutalbum zijn we om. Hier wordt de standaard gezet. ‘Energiek uitgevoerde, strak gespeelde en geometrisch swingende popliedjes vol wave-, punk- en kunstacademie-invloeden, met hier en daar precies de campy knipoogjes die bij een oer-Europese band als deze horen. Ze hebben de looks, de songs, de skills en de toekomst.’
26
The Fall
The Wonderful And Frightening World Of The Fall (1984)
Parelvissen in het mer à boire dat het Fall-oeuvre is, deel 3. De eerste plaat waarop Mark E. Smiths echtgenote Brix Smith volwaardig meedoet, wat volgens Bert van de Kamp voor een toegankelijker geluid zorgt. ‘Zonder concessies te doen is er een mate van welluidendheid in de muziek gekomen.’ Al blijft Smiths bijtende cynisme de boventoon voeren. ‘The Fall hakt zijn eigen pad door de jungle van onze moderne tijd en heeft nog niets aan magie ingeboet.’
25
The Birthday Party
Junkyard (1982)
‘Hierbij vergeleken is Prayers On Fire, het eerste album, een vingeroefening’, stellen we in 1982 vast. De rode vlag kan uit. ‘Junkyard gaat, in al z’n disharmonie en ontregeling, oneindig veel verder dan de Beefheartiaanse structuren van zijn voorganger. In al hun kwetsbaarheid en verlangen rammen Nick Cave en co ongenadig in op de grenzen van ons bestaan, ons denken, onze werkelijkheid.’ Extremer zal postpunk nooit meer worden.
24
The Cure
Pornography (1982)
‘It doesn’t matter if we all die!’ Famous first words. Op hun vierde album zoekt The Cure het voor het eerst in extremen. Weg is de pop van het debuut, weg is ook de onheilszwangere sfeer van Seventeen Seconds en Faith. Robert Smiths zangpartijen zijn zenuwslopend, de muziek valt volgens de OOR-recensie onder ‘muzikale ontucht’. En ze weten het, getuige die famous last words. ‘I must fight this sickness / Find a cure.’
23
A Certain Ratio
To Each… (1981)
De moeder aller punkfunkplaten? Misschien, maar verwacht geen feestje: dit collectief uit Manchester klinkt vooral kil, mysterieus, onwennig. De zwarte funkdrummer Donald Johnson legt weliswaar een strak fundament, maar het geluidsbeeld is dat van postpunk en avant-garde, waarbij teksten gedeclameerd worden en de trompet slechts speldenprikjes uitdeelt. ‘Brian Eno with a backbeat’ en ‘crisisfunk’ heet het in die tijd.
22
Virgin Prunes
If I Die, I Die (1982)
‘De geschifte broertjes van U2’, worden ze destijds genoemd, dit Dublinse collectief rond frontmannen Gavin Friday en Derek ‘Guggi’ Rowen. Waar de muziek van U2 toegankelijk en poppy is, is die van Virgin Prunes experimenteel, raadselachtig en bij vlagen zelfs macaber, met de door merg en been gaande stem van Friday als middelpunt. Postpunk? Zeker, al komt ‘confronterend theater’ ook in de buurt.
21
The Raincoats
The Raincoats (1979)
Als The Slits (zie verderop) eind jaren zeventig bewijzen dat postpunk niet alleen een mannenaangelegenheid is, komt er in Engeland een aardige revolutie op gang. Enter The Raincoats, die meteen met een geweldige debuutplaat komen. ‘Ze leunen op beat- en poptunes’, schrijft OOR, ‘maar stoten in een volmaakt vrije bewerking via avant-garde op een eigen ideeënwereld en identieke expressie ervan’.
| 20-1 |
20
IDLES
Joy As An Act Of Resistance (2018)
‘Keihard, goudeerlijk, oergeestig, hartverscheurend en genadeloos’, oordelen we in 2018 over deze tweede IDLES-plaat, waarop de belofte van het nog wat roekeloze debuut Brutalism wordt waargemaakt. Na dit album zullen Joe Talbot en zijn mannen verdieping en verbreding zoeken, maar hier knallen de woede en het sarcasme – en gelukkig ook de humor – nog onversneden uit de groeven.
19
Editors
The Back Room (2005)
Hun eerste en hun beste, period. Al tijdens de fonkelende aanloop – de singles Bullets, Munich en Blood – is het duidelijk: dat debuut gaat briljant worden. En zo geschiedt, constateren we in de recensie. Dankzij ‘die donkere maar hoogst melodieuze eighties-sound, die weergaloos sterke songs en vooral Tom Smiths indrukwekkende bariton’ nestelt Editors zich moeiteloos aan kop in de postpunkrevolte van 2005. ‘Sensatie? Sensatie.’
18
The Slits
Cut (1979)
Zoals hij Y van The Pop Group (zie elders in deze lijst) naar grote hoogten wist te tillen, zo doet dubproducer Dennis Bovell dat ook met het debuutalbum van The Slits. ‘Hij heeft licht en donker in het geluid aangebracht en daarmee de plaat een enorme diepte en spanning meegegeven’, schrijven we in 1979. ‘Van de primitieve en anarchistische punkgroep van weleer naar dit debuut is een enorme stap. (…) Cut is verwarrend, charmant en lichtvoetig.’
17
New Order
Movement (1981)
Joy Division is dood, leve doorstart New Order? Ja, al is de dood – uiteraard – nog prominent aanwezig op het indrukwekkende Movement, waarop Bernard Sumner, Peter Hook en Stephen Morris samen met verse rekruut Gillian Gilbert aarzelend in het reine proberen te komen met, zeg maar, de recente gebeurtenissen. Dansbaar is het hier nog niet, wel beladen, sfeervol, introspectief en, zoals de recensie het in 1981 mooi zegt, ‘functioneel monotoon’.
16
Public Image Ltd.
Metal Box (1979)
Revolutionaire muziek in dito verpakking: drie 12-inches in, jawel, een metalen filmblik. Muzikaal gebeurt er eigenlijk niet eens zoveel (de boel klinkt uiterst spartaans), maar de effectiviteit is groot: kale, dwingende ritmes (tussen dub, punk en krautrock), de diepe bas van Jah Wobble, de finishing touches op gitaar en elektronica van Keith Levene en daaroverheen natuurlijk die treiterende stem van John Lydon, stoorzender en aanjager tegelijk.
15
Au Pairs
Playing With A Different Sex (1981)
‘Snel, scherp en dansbaar, maar ook subtiel en intelligent’, noteert onze recensent in 1981. ‘Zonder direct in de voetsporen van Gang Of Four of welke politiek geëngageerde groep dan ook te vervallen.’ De Britse Au Pairs – twee vrouwen, twee mannen – spreken zich licht-sarcastisch uit over de man/vrouw-rolverdeling, de conflicten in Noord-Ierland en de sombere toekomst, zonder belerend over te komen. ‘Rijp om op te dansen, goed om naar te luisteren.’
14
Magazine
Real Life (1978)
‘De punk na de dood van de punk’, noemt recensent Bert van de Kamp het in 1978 treffend. De postpunk is geboren en de nieuwe band van Howard Devoto zet mede de toon. Zijn Buzzcocks-verleden klinkt nog door in de weergaloze single Shot By Both Sides, maar verder domineren hier ‘s mans vele gezichten: paranoïde, kwetsbaar, cryptisch en zoekend. De muziek volgt: gecompliceerd en gelaagd, maar precies toegankelijk genoeg.
13
Joy Division
Closer (1980)
Zouden er mensen bestaan die niet weten dat de beste zwaarmoedige popmuziek aller tijden wordt vastgelegd aan het einde van de jaren zeventig door vier jonge Mancunians van wie de belangrijkste uiteindelijk op 23-jarige leeftijd zelfmoord pleegt? Vast niet. Het debuut (waarover later meer) is beter, Closer is mooier en aangrijpender. Het ultieme testament. Of, zoals we het in 1981 verwoorden, ‘het definitieve klaaglied van de romantische kwelling’.
12
Interpol
Turn On The Bright Lights (2002)
‘De teletijdmachine van Interpol is een kleine openbaring’, besluiten we onze recensie in 2002. En terecht, want de New Yorkers recyclen heel wat af op hun debuut: Joy Division, Bauhaus, The Chameleons, Slowdive – in sound and vision komen ze allemaal voorbij. Maar het gebeurt met behoud van voldoende eigen smoel, en belangrijker nog: het songmateriaal is sterk en klinkt ondanks alles fris. Nog steeds hun beste plaat.
11
The Comsat Angels
Sleep No More (1981)
Waiting For A Miracle (1980), het debuut van deze generatiegenoten van U2 en Echo & The Bunnymen, is nog vooral een elementaire studie in sfeer, op Sleep No More gaat de beuk erin. Donker, broeierig en onheilspellend zijn de songs van zichzelf al, maar de indringende stem van Stephen Fellows, zijn vlijmscherpe gitaarwerk en niet te vergeten de donderende drums van John Bonham-discipel Mik Glaisher tillen de boel naar eerbiedwaardige hoogten.
10
Bauhaus
In The Flat Field (1980)
Boze tongen beweren wel eens dat het Britse Bauhaus een gothic rockband is, en debuut In The Flat Field een baanbrekende plaat in dat genre. Boze tongen weten er niks van. Oké, voorman Peter Murphy heeft zo’n beetje de ultieme grafstem, maar alleen als die in ruststand is. Wie de man eenmaal zijn diep-emotionele hordes heeft horen nemen, alleen al in opener Double Dare, weet beter. En wie Bauhaus gewoon even aan het gothic-afvinklijstje – lethargisch, somber, angstig, koketterend met de dood, vol zelfmedelijden, meer vorm dan inhoud – onderwerpt, is meteen genezen. En dan zwijgen we nog over de muziek. De songs op In The Flat Field drijven op koortsige energie, op gruizige rockriffs, op pure provocatie soms. Bovendien bewandelt Bauhaus muzikale zijpaden die je elders in het gothic-universum niet snel ziet: dub, funk en vooral glamrock.
9
The Fall
This Nation’s Saving Grace (1985)
Parelvissen in het mer à boire dat het Fall-oeuvre is, deel 4 (slot). Of This Nation’s Saving Grace de beste Fall-plaat is, daarover verschillen de aficionado’s van mening. Hij behoort in elk geval samen met The Wonderful And Frightening World Of The Fall (1984) en Bend Sinister (1986) tot hun meest toegankelijke en melodieuze, om niet te zeggen poppy platen. En voor de rest vertrouwen we op de woorden van OOR’s Bert van de Kamp uit 1985. ‘Het is weer een hoogst intrigerend product dat de enige echte Smiths hier afgescheiden hebben. Betoverende gitaarloopjes, witte geluidsmagie, de bekende snerende vocalen en hoogst onduidelijke teksten. (…) The Fall komt nog steeds met de beste riffs sinds Roky Erickson [13th Floor Elevators] en heeft in John Leckie eindelijk een producer gevonden die het typische groepsgeluid adequaat de huiskamer in weet te regelen.’
8
Fontaines D.C.
Dogrel (2019)
‘Fontaines D.C. heeft alleen maar toekomst’ is in 2019 de slotzin van onze recensie van debuut Dogrel. Ware woorden, weten we nu. Maar de Dublinse groep rond praatzanger Grian Chatten doet met die debuutplaat dan ook een buitengewoon krachtige openingszet. In tegenstelling tot Shame en IDLES, jongens van de straat, laat Fontaines D.C. zich erop voorstaan dat ze authentiek zijn. ‘Oude zielen, vervuld van nostalgische gevoelens, mijmerend over hún Dublin – dat van vóór de gentrificatie – en bladerend in de werken van Brendan Behan en James Joyce, onderwijl luisterend naar The Pogues. Chroniqueurs van het romantische stadsleven.’ Muzikaal vertaalt het zich in lekker drammerige rock, pakkend en opwindend, waarbij opvalt dat ze bijna de klassieke aanpak van oerpunkbands als The Clash hanteren. ‘Vuur, drive en geldingsdrang tellen, melodie komt later.’
7
Talking Heads
Fear Of Music (1979)
Talking Heads op z’n postpunkst, een jaar voordat ze de afslag nemen richting Afrika en polyritmische toverkunst. ‘Een erg donkere plaat’, oordeelt Alfred Bos in 1979. ‘David Byrne gaat zowel in tekst als muziek nog een stapje verder in het stileren van zijn angsten en vreugdes. De hoes is zwart, de plaat is zwart en de muziek ook. Byrne kan binnen het strakke concept van de drie minuten die zijn songs gewoonlijk duren buitengewoon veel gekte ontplooien. En wanneer de vreselijk obsessieve muziek dan nog eens zo beeldend is weergegeven als op deze plaat, dan biedt Talking Heads de meest aangewezen klanken om de wachtkamer van de tandarts van een akoestisch behangetje te voorzien. (…) Fear Of Music is een spookhuis van geluid.’ Tekstueel is het, als altijd, een zoektocht. ‘Centrale thema’s van deze plaat zijn lucht, geest, stad, party, hemel, papier. Abstracte of dode zaken, maar voor Byrne leven ze.’
6
Siouxsie & The Banshees
Juju (1981)
Wie de succesvolle tweede incarnatie van Siouxsie & The Banshees (met meestergitarist John McGeoch als vervanger voor John McKay en drummer Budgie in plaats van Kenny Morris) in absolute topvorm wil horen, is aangewezen op Juju. Ook wie de meeste klassiekers per strekkende minuut wil ervaren (Spellbound, Into The Light, Arabian Knights, Nightshift, Voodoo Dolly). Met de komst van McGeoch en Budgie lijkt, na de rauwe en provocerende eerste albums plus de relatief lichtvoetige overgangsplaat Kaleidoscope, het definitieve geluid gevonden: mysterieus maar flamboyant, gelaagd maar direct, spannend maar transparant. ‘Het doet denken aan zwarte magie, aan moerassen en rituelen in de nacht. Aan voodoo vooral’, noteren we in 1981. De geluidsbepalende McGeoch doet hierna nog op één studioalbum mee (A Kiss In The Dreamhouse), daarna is het beste er wel af bij de Londenaren.
5
Killing Joke
Killing Joke (1980)
‘Op de drempel naar een nieuw tijdperk, dat niet veel goeds belooft, dus wat blijft er meer over dan een cynische uithaal (killing joke) en grimmige wanhoopsmuziek?’ Recensent Paul Evers plaatst het debuut van dit kwartet uit Cheltenham in 1980 meteen trefzeker in de tijd: ‘Werkloosheid, inflatie, milieuvervuiling, Thatcher, Reagan en een nieuwe generatie die machteloos op de bom wacht.’ De bijbehorende muziek? ‘Bas en drums klinken loodzwaar en de gitaar raspt er compromisloos overheen. Heavy metal, soms opgefunkt tot crisisfunk (Bloodsport, Primitive) en altijd dreigend van toon. Toch heeft de plaat een eerlijke betrokkenheid en kracht in zich. Een reflectie van een grimmige werkelijkheid.’ Killing Joke brengt ‘de punkbeweging een stapje verder en voegt er een eigentijdse, wat modernere vorm van agressie en realiteitszin aan toe’. Ziedaar, nog een voorzichtige definitie van postpunk ook. Requiem en Wardance staan voor eeuwig in de canon.
4
The Cure
Seventeen Seconds (1980)
‘Was het debuut nog redelijk poppy te noemen en demonstreerde The Cure een verfrissende en originele interpretatie van dit begrip, deze opvolger overschrijdt op volwassen wijze een grens.’ Paul Evers zegt het in 1980 deftig. Maar Robert Smith en de zijnen hebben natuurlijk gewoon een extreme makeover doorgevoerd. ‘Beelden zijn vervangen door sferen; lamp, stofzuiger en koelkast [een verwijzing naar de hoes van het debuut] door mistbanken. Soberheid is daar debet aan. Met bijna elektronische precisie leggen bas en drums in alle eenvoud een basis, waarop Smith vloeiende gitaarpatronen deponeert en toetsenman Matthieu Hartley spaarzaam invult.’ En Smiths teksten? ‘Koele, bijna afstandelijke, lyrische observaties van natuur en materie overheersen als metaforen van mensen, relaties en vooral het leven.’ De slotconclusie is in stijl: ‘Flarden mist op een herfstige zondagmorgen, deze plaat is van een ongelooflijke schoonheid.’
3
Gang Of Four
Entertainment! (1979)
Met uitroepteken. Opdat de ironie niet verloren gaat, zo benadrukt Paul Evers in 1979 al aan het begin van zijn recensie. ‘Die ironie wordt afgestraft door de werkelijkheid, ook voor de geëngageerde Britse Gang Of Four. Hun entertainment richt zich tegen het door de media gecontroleerde en geconditioneerde vermaak, maar maakt zelf, noodgedwongen maar bewust, lustig gebruik van diezelfde media.’ Verderop maakt Evers gewag van ‘vermaak dat tot denken stemt’ en munt hij de term ‘dansbare guerrilla’. Aan de muziek maakt hij intussen weinig woorden vuil, maar da’s onverdiend: op Entertainment! wordt, net als bij de hele top 5 van deze lijst, een genre uitgevonden. Of laten we zeggen: mede vormgegeven (waarbij de plaat al doende een verwant genre zijn oerknal verschaft: de punkfunk). Het schuurt, het swingt, het stuwt, het begeestert en het staat strak van opwinding. Een muzikale revolutie volgens het boekje (Das Kapital, in dit geval).
2
Joy Division
Unknown Pleasures (1979)
‘Het valt niet mee om in een recensie van een paar regels uit te leggen wat hier zo goed aan is’, schrijft – opnieuw – Paul Evers bij het verschijnen van Unknown Pleasures. Toch lukt het hem redelijk. Hij hoort ‘een van de ontroerendste, meest bewogen en humane platen van de laatste tijd’. Een album met ‘een volmaakt eigen geluid, dat spaarzaam en sober is en zich verder niet stoort aan de traditionele logica omtrent balans en niveau. Een geluid ook dat zich vooral richt op het auditief vormgeven van Ian Curtis’ teksten.’ De dominante emoties – woede, paranoia, vervreemding – zijn vlak na de punkrevolte niet nieuw meer, maar ‘de groep ontsnapt aan clichés door een vreemdsoortige vorm van overtuiging en consistentie’. Evers benoemt nogmaals de ontroering. ‘Een beter woord kan ik er niet voor vinden.’ Met de oren en de kennis van nu begrijpen we nog steeds wat hij bedoelt. ‘Verplichte kost, ook al is het niet gezellig.’
1
Wire
154 (1979)
De nummer 1 die je wist dat zou komen. De koppigheid van de Londense band indachtig zullen ze zelf de kwalificatie ‘postpunk’ voor eeuwig honend wegwuiven, maar 154 – hun derde album, vernoemd naar het aantal optredens dat ze tot dan toe hebben gedaan – bevat postpunk in misschien wel de meest strikte zin van het woord. Een voor die tijd ongekend spannende en vindingrijke plaat met veel aandacht voor detail, waaraan volstrekt niet af te horen is dat het tijdens de opnames al flink rommelt in de band. De factoren ‘pop’ (lees: Colin Newman) en ‘experiment’ (Bruce Gilbert en Graham Lewis) groeien langzaam uiteen en volgens de overlevering is de uiteindelijke tracklisting van 154 een kwaadschiks tot stand gekomen compromis. Het doet allemaal niets af aan de tijdloze kwaliteit van de plaat. Lees hier meer.
Openingsfoto Roy Tee