Dertien jaar geleden schreef ik een column over Bruce Springsteen in OOR. Die eindigde als volgt: ‘Ik verlang zo terug naar de Bruce uit 1975. Die op gympen langs Coney Island liep, naar de zee keek en dacht: wat zal ik vanavond eens gaan doen? Naar de Bruce van Born To Run en Darkness On The Edge Of Town. Toen hij nog niet voor heel Amerika hoefde te spreken. Toen hij nog zong over muziek maken, ’s nachts wat eten, verliefd worden en weer verliefd worden. Toen Bruce zelf nog naar concerten ging. Lopend.’
Nog steeds word ik gek van jaloezie als iemand mij vertelt dat hij of zij erbij was, het concert in de RAI te Amsterdam. Ik was toen 15. Ik nam wraak en scoorde een jaar later mijn concert waarmee ik nu al bijna vijftig jaar rastafari’s helemaal gek van jaloezie maak: Bob Marley in de Jaap Edenhal te Amsterdam. Ik vertel ze: ‘Wij allemaal naar dat podium turen, bleek Bob al een kwartier lang op zijn noren rondjes om ons heen te rijden.’ Bob is al heel lang dood, maar Bruce Springsteen staat nog steeds, met een aandoenlijk opa-is-aan-de-heroïne-hoofd, voor volle stadions met een wijd open mond zijn nekspieren te trainen.
Dat weemoedige einde van mijn column in 2012, dat diepe verlangen naar een onwetende Bruce, vol met ideetjes en boosheid, is er nog steeds. Met alles wat ik in mij heb, verlang ik naar een nieuwe Nebraska, de plaat waar nu een hele film over is gemaakt. Het is tijd dat de geschiedenis zich herhaalt.
Ik hoop dat Bruce naar een opname van een half jaar geleden kijkt, hoe Brandon Flowers, de zanger van The Killers, naast hem staat wanneer ze samen Born To Run zingen. Totale adoratie. Het Killers-publiek vlak voor ze en de verbijstering bij alle 18-jarigen. Wie is die oude lul naast Brandon en waarom staat die de finale van hun Killers-concert te verkloten met een liedje over dat we allemaal zijn geboren om te hollen? Gelul, we zijn geboren om te springen wanneer Brandon dat zegt.
Daar droom ik nu van. Dat Bruce die beelden ziet, zijn oude Nebraska-koffertje pakt en nog één keer afreist naar een doodstille plek, waar hij een jaar lang in totale afzondering werkt aan zijn laatste meesterwerk. Ik hoop op een plaat die niet over roem gaat en niet over megalomane wereldleiders. Niet over oorlog en niet over het milieu. Ook niet over oud worden graag. Ik hoop zo dat Bruce nog een keer doet waar hij het allerbest in is: een lied schrijven over drift. Onrustig zijn en niet weten waarom. De horizon die steeds dichterbij komt en dan met zijn laatste krachten alle zoekende romantische grotestadsbewoners een stem geven. Fuck het platteland.
Nog één keer – zonder saxofoon graag – over Bruce zelf. Daarna bezoekt hij, half verborgen in zijn oude muts, het optreden van een nieuwe band die vanuit dezelfde wanhopige verbazing speelt. Naar huis, deur achter zich dicht en we zien hem nooit meer.
Bruce in OOR!
Bestel ons nieuwe boek hier.