Ik krijg zojuist een mail waarin ik lekker wordt gemaakt met de volgende mededeling: ‘David Bowie Box Set I Can’t Give Everything Away (2002-2016) is te bestellen.’ Mijn held. Hij schreeuwde het mij ooit vanuit Berlijn in mijn oor. Wij samen konden helden zijn. Desnoods voor één dag. Ik geloofde hem. En dan nu dit.
Vreemd gemixte opnames van een of ander dronken experimentje in de kleedkamer of een galmende opname van een concert in Praag. Ik zie het met lede ogen aan. Als ik nog lang genoeg leef, ga ik het meemaken: de Bowie Sings Along In His Car-boxset. Met 29 lp’s waarop wij David in zijn auto mee horen zingen met ieder willekeurig liedje op de radio.
Ik ben een beetje boxsetmoe. Bruce Springsteen – als er nou één artiest was die tot in de oneindigheid bleef knutselen aan één liedje, dan was hij het wel. Daar is dan óók weer een lange documentaire over, hoe Bruce met zijn hoofd op de mengtafel in de studio voor de drieduizendste keer naar het middenlaag in de saxofoon van Clarence luistert in het liedje Born To Run. En dan nu weer een box van Bruce, vol met liedjes die hij ooit niet goed genoeg vond. Eerlijk is eerlijk: altijd nog beter dan de gruwelijk lelijke coverplaat met oude soulhits die hij een tijdje geleden uitbracht.
Maar Bowie’s box doet me echt pijn. Wie zit er te wachten op 19 verschillende versies van Changes? Nog niet eens zo heel lang geleden dacht ik mijn vriendin te verrassen met een Prince-box. Daarin een opname van het concert in de Galgenwaard te Utrecht. Ze was erbij. Leek me een romantisch cadeau. Tanja keek naar de box en zei: ‘Ja, maar ik was erbij.’ Ik viel even stil. Ik herpakte me en zei: ‘Ja, maar dan maak je het allemaal weer mee.’ Ze keek me aan en zei: ‘Ik heb het al meegemaakt. Het was onvergetelijk. Letterlijk. Het zit in mijn hoofd, Nico. Ik wil het niet terughoren in een of andere dronken stereomix.’
En zo is het. Ik ga niet de van-alles-en-nog-wat-editie van Sufjan Stevens’ meesterwerk Carrie & Lowell kopen. Ik wil niet weten dat er ergens een triangel op stond. De eerste Pixies-plaat: voor eeuwig in mijn hoofd. Ik weet op welk bed ik zat toen ik hem hoorde. Ik at die avond macaroni zoals mijn moeder hem maakte. De volgende dag trouwens weer.
Ik wil niet al die opgewarmde restjes van artiesten opvreten. Dat gerommel in archieven, dat steeds opnieuw opbakken van dezelfde ooit opgenomen muzikale aardappel, het is allemaal zo ontzettend lui en zo ontzettend uitverkoophandel in de Digros.
We kunnen erop wachten. Als Neil Young ergens diep in deze eeuw op 196-jarige leeftijd sterft, kan je er vergif op innemen: komen er nog zestien boxsets. Volgend jaar rond kerst verwacht ik een boxset van André Hazes. Twintig lp’s met alleen het geluid van vallende kroonkurken.