De net begonnen wereldtournee van de Red Hot Chili Peppers voert deze zomers langs voetbalstadions in heel Europa én het Nijmeegse Goffertpark. Shows voor de massa dus, maar wat zou je de Peppers een show in een zweterig Paradiso gunnen.
Fotografie Daniël De Borger
Helaas, het moet maar meteen gezegd: wat is het bezoeken van concerten van dit formaat soms toch behelpen geblazen. Corona deed het ons even vergeten, slimme marketing deed de rest, heel Nederland lijkt vanavond in het Goffertpark te willen zijn, maar opeens valt het weer op dat er ook een keerzijde is aan dit soort krankzinnig massale shows; hoe lang de rijen kunnen zijn, hoe lastig het voor sommigen is om naar het terrein te komen, hoe vol dit soort velden kan lopen, wat een wissel zo’n show trekt op de stad en de omgeving.
‘Heel Nijmegen stond net vast’, appt een vriend. ‘Er wordt bijna twintig euro voor parkeren gevraagd’, zegt een ander. Het is allemaal veel en massaal. Misschien ook wel te. Want sommige fans missen zelfs de opening van de show omdat ze eerst in de file en daarna ellenlang in de rij voor het terrein hebben gestaan. Het is allemaal vast onvermijdelijk met zoveel mensen op een veld, maar dat maakt het allemaal niet minder lastig.
Wie vervolgens achteraan blijft staan ziet Kiedis als poppetje van hoogstens een centimeter. Als het niet minder is. Een klein bewegend vlekje in de verte. En wie wél vooraan staat – extra betalen graag – ziet een leger aan security in het geel voor het podium staan, een leger dat wordt geleid door een Nederlandse hoofd beveiliging in het groen, die op zijn beurt weer wordt geleid door een Amerikaans ogende hoofd beveiliging in het zwart. Die bovendien heen en weer loopt met zijn gezicht op onweer. Dit is bijna geen concert meer. Pendelbussen, muntsystemen, talloze snackloketten. Dit is een speciale operatie die welbeschouwd zó absurd ingewikkeld is dat je het moet zien om te geloven.
Dat allemaal zou plezier hebben zomaar in de weg kunnen staan, maar het lijkt vrijdagavond om kwart voor negen wonderwel volslagen langs de heren van de Red Hot Chili Peppers te gaan. Die zijn dit natuurlijk ook wel gewend. Met de focus simpelweg op elkaar stappen ze dit gigantische podium op. Blij om weer te mogen spelen, dat zien we meteen. Dat het concert opent met een jam – een traditie – staat daar symbool voor. Deze band wil zo graag klooien, dat is vooraan meteen goed te zien. Onderling en zonder zorgen. Al grappen makend. En luchtig, bijna achteloos, in het leven staand, in de geest van Los Angeles die de band zo uitdraagt.
Flea funkt en kronkelt over het podium. Chad Smith, de honkbalpet achterstevoren, toont zich weer als ware powerhitter. Kiedis trekt na een paar minuten al zijn trui uit – en rent met regelmaat rondjes over dit immense podium, tussen z’n bandmaatjes door, richting drums, langs Flea. Er worden onderling blije blikken uitgewisseld en grappen gemaakt die voor ons niet te horen zijn. Ze mogen weer!
Maar ja, wij staan er natuurlijk ook. Met tienduizenden zelfs. En wij hebben grif betaald. Want de Red Hot Chili Peppers is ook een bedrijf. Shirtjes voor vier tientjes, talloze verschillend geprijsde tickets, biertjes voor dik vijf euro. Dus is er ook een indrukwekkende bak licht én worden er sowieso hits gespeeld. Veel hits, die het freaken meteen weer tot een minimum beperken. Vanavond krijgen we maar een beetje een idee hoe goed de band zou zijn als ze de ruimte om lekker aan te klooien wel zouden krijgen: dit is een keurslijf waar het in het Goffertpark niet onderuit komt. Je zou de band een zweterige popzaal gunnen. En een show zonder maanden geleden bepaalde begin- en eindtijd. Eigen schuld, dikke bult natuurlijk: kies toch eens voor pakweg Paradiso. Voor het geld hoeft het toch al lang niet meer.
Maar het moet gezegd: die beloofde hits komen, en met verve ook. Sleets klinken ze ook niet. Integendeel. De bak klassiekers wordt met het zweet op de voorhoofden gespeeld en maakt ook indruk. Californication bijvoorbeeld, terwijl de avond valt over Nijmegen, is simpelweg goud waard. Net als By The Way. En Can’t Stop. Give It Away dan: na twee jaar corona is het voor ons allemaal ook zalig om dit voorgeschoteld te krijgen. De praktische zorgen verdwijnen even. Zelfs de Golden Circle, gevuld met mensen die het konden betalen, gaat op en neer. Naast me gaat een jong meisje op de schouders van haar vader. Grote ogen, een blije lach. Met dit soort hits worden jonge zieltjes voor de rock & roll gewonnen.
Er is dus veel te genieten, als je maar goed kijkt – en daar de mogelijkheid voor hebt, in deze massa. Wie zich even omdraait ziet bijvoorbeeld de schitterende lucht die de band ook ziet vanaf het podium. Een sublieme zonsondergang, een wonderlijk plaatje. Op zo’n zwoele avond Suck My Kiss horen, van Blood Sugar Sex Magik, dat nog net zo strak en bezeten klinkt als in de vroege jaren negentig: zalig. Soul To Squeeze blijkt eens te meer misschien wel het mooiste nummer dat de band ooit maakte.
Het blijft anderhalf uur lang ook mooi om te zien hoe vaak de band dicht bij elkaar kruipt. En hoe bezeten Frusciante soms zijn solo’s aangaat – er zijn weinig betere gitaristen dan hij, je had hem eindeloos meer ruimte gegund. Dat is ook een nadeel van deze stadionshow: hij krijgt – of neemt – weinig ruimte. Z’n tijdelijke vervanger Josh Klinghoffer mocht tenminste nog solo iets zingen, iedere avond. Frusciante pakt die ruimte niet. Bij de eerste keer op het scherm wordt hij meteen toegejuicht, maar reageren doet hij daar niet echt op. Er zijn geen woorden, er is ook geen saluut aan zijn terugkeer. Zonde.
Tussen de nummers door gebeurt ondertussen wel van alles, maar na het begin staat de band steeds minder in verbinding met het publiek. Sommige grappen gaan volledig over de hoofden van het publiek heen. En als Flea dan toch serieus vertelt hoe ver de connectie met Nederland teruggaat, en hoe mooi hij ons land vindt, en hoe mooi hij ons als mensen vindt, maakt Kiedis het af met een niet te volgen kwinkslag. Lastig te bepalen wat je daar nou mee aan moet, lijkt het publiek te denken.
Helemaal vooraan staat Rudeboy van de Urban Dance Squad naar de show te kijken. Hij speelde ooit in Amerika met de Peppers en kent ze goed. ‘Ze brengen het’, zegt hij. ‘In de nummers waarin het moet staan ze er.’ Zijn hoofd schudt heen en weer. ‘De Peppers zagen ons in 1987 een keer spelen. Ze keurden ons persoonlijk goed.’ Waar sommigen een anonieme stadionband zien, op enorme afstand, zien betrokkenen ook vanavond een band met een enorme geschiedenis. Gevormd door zestigers met het hart op de goede plek. Aanwijzingen genoeg: de afgeragde gitaar van John Frusciante, de bas met Lakers-logo van Flea, de Helmet-sticker op een van zijn andere bassen. Vriend en tattookoning Henk Schiffmacher die rondscharrelt.
Het enige is: je moet wel een beetje dichtbij staan om te zien hoe geïnspireerd de band opereert. De camera’s en de enorme schermen registeren niet hoe Kiedis soms naar Frusciante kijkt, hoe Flea zijn energie soms kwijt moet door gewoon maar wat te kronkelen.
De vraag rijst daarom: moet dit wel zo? Een heel dorp laten opbouwen, en dan eigenlijk nauwelijks show bieden? Geen vuurwerk, geen bijpodium, na anderhalf uur al weer weg zijn. Want het einde is gek. Het voelt onaf en te kort. We hebben met z’n allen te veel betaald om nu al naar huis te worden gedirigeerd. Verdwaasd staan we daarom maar in de rij voor een van de vele barren – de muziek is na een paar minuten helemaal uitgezet, op het veld heerst stilte. Er wordt een beetje gemopperd.
Maar voor de merchandisestand, waar een hoodie 80 euro kost, staan toch ook dikke rijen. Deze mensen blijven fan. Kregen ze hun favoriete band ooit maar eens in een kleinere zetting voorgeschoteld. Maar zeker is dat we, ook als dat niet gebeurt, toch weer zullen komen. Na afloop zegt een meisje, in de eindeloze rij voor de bar: ‘Ze zijn oud, maar sexy.’ Dat compliment kunnen ze in ieder geval maar mooi in hun zak steken.
Gezien: 10 juni 2022 in Goffertpark, Nijmegen
De nieuwe OOR is uit!
Bestel ‘m hier.