Bandje om de pols, biertje in de knuist, oordoppen in, de eerste vrienden en bekenden huggen. Aankomen op Roadburn is landen in een warm bad. Wel vol zwaarte, stekeligheden, heaviness maar dan opnieuw gedefinieerd. Hoezo, waarom zou daar niet hiphop in kunnen passen? Folk, experiment, een orkest? Niet dat Roadburn daarmee meteen een festival voor het hele gezin wordt, al is het wel weer zo dat schrijver dezes zijn geregistreerd partner en haar dochter mee had.
Fotografie Niels Vinck
Dat was dan onze bijdrage aan de missie van Roadburn om ook de jongere generaties aan zich te binden. Als Roadburn het heeft over redefining heaviness bedoelt het ook: zichzelf herdefiniëren. Een hele uitdaging, sowieso natuurlijk, maar ook in de context van het veranderende festivallandschap met sterk stijgende kosten en andere uitdagingen.
Ik heb dat vaker met Roadburn, zeker de laatste paar jaar: dat het festival boven zichzelf uitstijgt, dat het veel beter uitvalt dan we van te voren op grond van het programma hadden kunnen bedenken. Dat het meer is dan een optelsom van bands en biertjes. Dat het een verhaal vertelt, of talloze verhalen zelfs. En dat dat op allerlei vormen kan. Met riffs, met drones, met hiphop-beats, met een pennywhistle.
De eerste dag
Maar die kwam pas op de derde dag. Eerst de eerste, de donderdag. Een dag die de piekervaringen aaneenrijgt. Al blijkt dat niet direct bij de minder indringende openingszet. Daarmee is Hexvessel dus eigenlijk wel de band voor dat moment van de dag, met integraal het album Polar Veil (een typisch Roadburn-ding, complete albums spelen, net als de speciale compositie-opdrachten). Geregistreerd partner heeft het al snel gezien, stiefdochter haalt het niet eens – het bier lonkt. Maar ik trok het wel, die donkere sferen, die gelaagde, stemmige en meerstemmige zangpartijen. Al reageert het publiek in de Terminal net zo bedeesd als de band eigenlijk klinkt.
Wiegedood: Vlaamse black metal, maar hier op de Main Stage (van 013) in een bijzondere setting. En wel: de live-soundtrack bij een bijna honderd jaar oude Japanse horrorfilm, A Page Of Madness in het Engels. Elektronische vegen, heldere patronen op de vibrafoon (komaan, daar komt ook metaal aan te pas), priemende gitaarlijnen en af en toe barstte dat toch uit in een fragment geblakerde metal. Stiefdochter pinkt haar eerste traantje (ooit op het festival, ze is Roadburn-novice) weg.
Zij sleept ons mee naar Body Void: onbehoorlijk brute klanklagen op botte ritmes. Beetje oude Swans, in hun ‘neukende dinosaurussen’-fase. Gitaar, zang en elektronica bieden tegen elkaar op in rafeligheid, en het effect is reinigend voor de ziel. Die zanger heeft zich getooid met het vorige kapsel van Joost, ziet mijn vriendin.
Na een welgemikte hamburger (die speelt de hoofdrol in de meeste Roadburn-menu’s in de omringende horeca, het voer op de festivalterreinen zelf is grotendeels vega) hebben we een mooie bodem voor Inter Arma, de band uit Richmond, Virginia die zonder dat ze ’t weten nog een sleutelrol speelde in het liefdesverhaal van geregistreerd partner en mij (lang verhaal, laat maar).
Razende intensiteit vloeit in grote hoeveelheden van het podium, op een heel veelzijdige manier. Dubbele gitaarlijnen vervlechten zich in southern rock-stijl, de toetsenman laat zijn theremin angstwekkend gieren, de riffs en de brulzang slepen elkaar mee, ook de abstracte passages verpletteren. Echt een hoogtepunt op een toch al bijzonder sterke openingsdag.
Want wat hadden we nog meer? De indrukwekkende set van Chelsea Wolfe, kennelijk een van de duurste Roadburn-acts die haar prijskaartje meer dan waarmaakt met meeslepende melodieën, ondersteund door ijzige elektronica. En dan op het eind nog even flink doorduwen met twee akoestische nummers, solo. Vrouw en stiefdochter zijn in tranen, en ik kan ook niet zeggen dat ik het droog hou.
Clipping, clipping. spellen ze zelf: loodzware hiphop van het experimentele slag, en geen hond die eraan twijfelt dat dit honderd procent op Roadburn thuishoort. Tot en met de gastrol van Counterfeit Madison, die haar stem moederziel alleen durft te verheffen, zichzelf begeleidend op toetsen. Roadburn ontvangt haar met open armen.
Ook geen gitaar in zicht bij Lord Spikeheart ofwel Martin Khanja, vorig jaar alhier als helft van het Oegandees-Keniaanse duo Duma. Hier doet hij, tegen een voorbespeelde achtergrond, een rare maar effectieve mix van hiphop, dubstep en black metal (die zang!).
Nog meer hiphop, nog meer Afrika bij Backxwash (Ashanti Mutinta), trans rapper uit Zambia en Canada. Vorig jaar al twee keer op Roadburn, daarna nog op Le Guess Who?, straks op Lowlands, volgens een OOR-collega hier ook nog even in actie met de vaste accordeonist in het voetgangerstunneltje tussen de beide festivalzones en hier opnieuw bijzonder intens hakkend. Compleet met Black Sabbath-sample, maar heus niet alleen daarom wel heel erg Roadburn weer.
De tweede dag
De vrijdag trappen we af met Benefits, een soort doom-versie van Sleaford Mods, met rauwe woordenstromen tegen een achtergrond van schurende elektronica. Leuker is de combi van Ragana en Drowse (alweer zo’n Roadburn-trekje, zulk collabs). Het gaat hier om een duo en een solo-artiest, dus het is alsnog niet druk op het podium, en na een half uurtje blijkt het ook al weer voorbij. Maar het is wel een mooi half uurtje, vol zwartgeblakerde doom.
Fluisteraars is zo’n band die eigenlijk nooit optreedt, en dat dan toch doet. Met hun nieuwe album Manifestaties van de ontworteling nog wel. Gewaagd in meerdere opzichten, want de muziek is instrumentaal, elektronisch, de oude bandrecorders achter de muzikanten lijken meer te zijn dan decor. Maar de spanning wordt wel heel spaarzaam uitgesmeerd, de mannen lopen onwennig over het podium en we kijken maar weer eens verder. Toch: een goed cijfer wegens durf.
Ook instrumentaal, ook ambient, ook elektronisch: de Timewave Zero-set van Blood Incantation. Eigenlijk een death-metalband en wat voor een, zoals ze een dag later zullen laten zien. Maar hier staan ze achter bakken synthesizers, en dat werkt. Lage, diepe drones, voorzichtige tikken voor de spanningsopbouw, synth-arpeggio’s volgens de oude Tangerine Dream-mal, subtiele inbreng van ‘echte’ instrumenten – gong, akoestische gitaar, sitar zelfs. En het gesuis van de rookmachines meng zich als vanzelfsprekend in de muziek. Muziek om in op te gaan, de soundtrack bij je hersenspinsels. ‘The sci-fi fantasy set of my dreams, pure joy to experience’, noemde Chelsea Wolfe het op haar Insta, en wat kan ik daar nou aan toevoegen?
Door maar weer dan. Naar Dool, toch echt meer dan een vehikel voor mediapersoonlijkheid Raven van Dorst. Die er wel staat als frontpersoon, voor een zeer gedegen band met een relatief toegankelijk, ‘open’ geluid.
Terwijl de geregistreerd partner naar de secret show van Inter Arma trekt (waar hun klassiekers op de setlist staan, ‘ze spelen onze nummers’ appt ze. Een dag later volgt er een geheime set met Neil Young-covers) ging ik naar Paradox. Deze jazzclub is (al een paar jaar) een zeer welkome aanvulling op het stelsel van podia bij Roadburn, zeker voor Hedvig Mollestad en haar trio.
Deze Noorse gitariste bestrijkt het terrein tussen free jazz, metal, King Crimson en wat al niet, ondersteund door een puike ritmesectie waarin bassiste Ellen Brekken niet alleen met haar rode glitterjurk de aandacht trekt. Basgitaar en contrabas wisselt ze af, gespierde lijnen neerleggend waarop het voor Mollestads snarenwerk heel prettig stuiteren is. Meer jazz op Roadburn, graag!
Bij Health dringen de synthetische bassen door tot ver buiten de Main Stage, de compositie-opdracht voor Hexvessels Matt McNerney is een heel aardige mix van folk met metal met misschien iets te veel Within Temptation-boventonen, Royal Thunder doet in melancholiek drama. En toen waren we alweer dronken.
De derde dag
Die wordt bruut opengebroken met Knoll, uit Tenessee. Dat is een nogal desoriënterende ervaring, op dat donkere, slechts met een paar gezellige schemerlampen verlichte podium – midden op de dag. De belangrijke rol van de drums, zo ongeveer het enige herkenbaar geprononceerde instrument in de gruizige brij, brengt me tot de mijmering dat er best lijnen te trekken zijn naar de free jazz.
Zeker met die brulzang in grindcore-stijl van James Eubanks erbij: een soort Peter Brötzmann of Albert Ayler op de stembanden. En die associatie komt tot me nog voordat gitarist Ryan Cook zijn trompet pakt. Dat is dan weer zo’n mooie onderhuidse lijn. Dat de muziek van free jazz-heldin Alice Coltrane, ook in de laatste OOR, een paar keer langskomt bij de playlists en de DJ’s, bezorgt mij even zoveel binnenpretjes.
Megan Osztrosits noemt het concert van haar band Couch Slut een brunch show, vijftien uur na hun Europese debuut in het Skate Park. Foto’s van haar bebloede hoofd bij die gelegenheid gingen al snel rond. Haar gezellige praatjes tussendoor contrasteren nogal met de heftige noise- en metaluitbarstingen van de band uit Brooklyn, maar een gezellige, woeste bende wordt het evengoed.
Net als bij Sunrot, waarbij frontpersoon Lex Alex Nihilum zichzelf ook al profileert als spraakwaterval – maar dan met observaties van politieke aard. Heel goede bedoelingen die een heel felle vertolking krijgen. Effectief hameren, zeg maar. Met Nihilum op zeker moment ergens in het publiek.
Dat black metal niet alleen in sombermans-klankkleuren komt, blijkt wel bij Agriculture, toch een van de bands waaromheen van tevoren het meest te doen was. Bassiste en zangeres Leah B. Levinson krijst als de beste, maar door de heerlijk vervlochten gitaarlijnen priemt toch meer licht dan gebruikelijk in deze sector. Een paar gedurfd-kwetsbare ijle passages, met zang vol melancholie van gitarist Dan Meyer, doen dapper mee om het hart te stelen. Ecstatic black metal, we geloven er wel in.
Free jazz op Roadburn, dat noemden we al. Folk kan natuurlijk ook, sterker, dat is al veel langer onderdeel van dit universum. En Lankum (je kunt je voorstellen dat er een Fries dorpje met die naam bestaat, ik zou er best willen wonen) is er natuurlijk geknipt voor om die lijnen bloot te leggen. De grootste gemene deler is natuurlijk de drone, de onderliggende grondtoon die bij folk vaak impliciet blijft maar bij Lankum, en dat is natuurlijk de meesterzet, fors en elektronisch wordt aangedikt.
Des te effectiever is dan het verder akoestische instrumentarium, tot net met harmonium, draailier (op zich al drone-instrumenten) en, zowaar, blokfluit. Of pennywhistle, dat lijkt me waarschijnlijker. Op dit nederige instrument gaat Ian Lynch zijn bende voor in een paar van de meest intense, bevrijdende minuten van net hele festival: de oeroude melodie van The Pride Of Petravore maar dan gespeeld als een mars van Orks op weg om een paar Hobbits op te eten (aldus Lynch). Folk volgens Lankum dreunt, kraakt, piept, resoneert, boort oeroude instincten en betekenislagen aan, leeft en, nogmaals: dreunt. Volkomen Roadburn dus.
Ultiem Roadburn: Khanate. Ook al speelde deze band nog niet eerder op Roadburn, wat ook geen wonder is na anderhalf decennium inactiviteit. Maar sommige samenstellende delen waren er wel, gitarist Stephen O’Malley (Sunn0))), ook ooit als gast bij Boris op ditzelfde podium) voorop. Hij is de man met het ultieme gitaargeluid voor Roadburn, de man die met een enkele slag op de snaren (en de juiste hoeveelheid perfect afgestelde effecten, versterkers, etc) alle hoeken en gaten van de Main Stage (en daarbuiten) vult met een sound vol gruizigheid, talloos veel priemende details die zich verbinden tot een langgerekte mokerslag.
Waartegen Alan Dubin zijn ijzingwekkende, ingewanden en ziel binnenstebuiten kerende vocalen laat leunen. Eraan ontkomen is misschien niet onmogelijk maar wel dom. Want het is werkelijk verheffend om je te laten meeslepen in deze lange nummers, grotendeels (of misschien zelfs wel helemaal) getrokken van het meesterlijke comeback-album To Be Cruel. ‘Even een paar nummertjes Khanate meepakken’ wordt dan meteen een uitputtingsslag. Maar wat voor een!
Waarna Blood Incantation na die gewaagde, gelaagde elektronische ambient-set van een dag eerder voluit in death-metal-modus losgaat. En hoe! Ambitieuze songstructuren en furieus muzikantenschap genereren een onverwacht psychedelisch effect, voor wie daar dan gevoelig voor is. Dat hogere machten bezit lijken te nemen van de community, de tijdelijke gemeenschap van band en publiek, of zoiets meende ik tenminste even te ervaren. Zulk soort glimpen op een andere, intensere werkelijkheid, ook dat is te vinden in de Roadburn-ervaring. Net als de bijbehorende kater.
De vierde dag
Dat brengt ons vanzelf op de vierde dag, afgetrapt met Laster. Ook weer zo’n vervreemdende ervaring, dit Utrechtse black-metal-trio, en niet alleen wegens de identieke doodshoofdmaskers van de muzikanten. Zanger-gitarist Nicky Heijmen hanteert zowel een ‘cleane’ manier van zingen als een helder gitaargeluid, en de ritmesectie is soms bijna jazzy (maar dan niet à la free jazz) in de weer. Toegankelijk, zou je zeggen, maar daar zijn de melodielijnen van Andermans Mijne (dat album vulde de setlist) dan weer te bewerkelijk en diffuus voor. Zo blijft het mysterie intact, als in: niet makkelijk, wel intrigerend.
Scenegenoten, maar dan uit Nijmegen, Fluisteraars revancheren zich later die dag op datzelfde poging voor hun dappere, maar matig geslaagde ambient-set. Trefzeker, met wilde zang en waarlijk verheffende instrumentale passages: net als bijvoorbeeld Agriculture is ook dit weer een rechtvaardiging voor de prominente plek van black metal op het programma.
Zelfs het Fonds voor de Podiumkunsten kwam over de brug voor de meest ambitieuze Roadburn-compositie-opdracht: het Metropole Orkest dat de muzikale visie van Berlijner Sebastian Lee Philipp oftewel Die Wilde Jagd kwam uitvergroten. Roadburn-opperbaas en visionair Walter Hoeijmakers is reuzetrots op het resultaat, en terecht. Philipp onttrekt vage vegen aan zijn batterij elektronica en voegt daar enige gitaarlijnen en poëzie in het Duits en Engels aan toe. Het orkest (met de leden in informele outfits, wel in uniform zwart) klink totaal niet clichématig symfonisch, integendeel, de beeldende inventiviteit spat uit de arrangementen.
Heftige slagen op allerlei percussietuig, inclusief bijna manshoge trommen, en een paar halen op een soort midwinterhoorn met een varkenskop bovenop leveren ook nog enige theatrale meerwaarde. Via Philipps inspiratie van proto-surrealistisch dichter Isidore Ducasse ofwel Comte de Lautréamont (bekendste werk: Les chants de Maldoror) meen ik zelfs even een verwijzing naar de experimentele scene van Current 93 (ook ooit op Roadburn) en Nurse With Wound te ontdekken, maar dat kan ook heel goed aan mezelf gelegen hebben. Hoe dan ook: het is niet alleen het koper (ook een soort metaal) dat schitterde in dit project, dat echt wel vaker uitgevoerd mag worden.
Hilary Woods benadrukt nog zo’n fundamentele Roadburn-waarde, in een van de meer experimentele sets van het hele festival: de drone. In verschillende, overlappende en gelaagde verschijningsvormen, met elektronica en de viool van Oliver Turvey. De drone, die oerkracht dus die ons verbindt met de trillingen van de aarde (volgens bepaalde theorieën) en dus met onszelf en elkaar, muziek in haar puurste en meest confronterende vorm. Tenminste, er zijn momenten dat ik dat zo voel, en bij Hilary Woods komt dat besef dan dus loeihard binnen.
The Jesus And Mary Chain, onze slotact voor de lange reis terug naar het kille Noorden, is een typische keus voor dit festival: tegelijkertijd heel erg Roadburn en ook weer niet. Zulke mooie melodieën, pure pop, hoorden we de overige vier dagen niet. Het is een band uit een heel andere scene, die onderhuids toch echt wel sporen heeft nagelaten in het landschap dat hier werd uitgespreid. Neem alleen al de shoegaze-instroom die in de black metal opdook. Voor mij is het weerzien na 38 en een half jaar in ieder geval warm. Ik mis het gevaarlijke geweld van 1985, maar een set met drie of vier keer de lengte van destijds (22 minuten als ik toen in Vera goed getimed heb) is ook wat waard. En die donkere ondertoon, komaan. Dan aanvaard je toch blij de reis terug, alvast uitkijkend naar volgend jaar.
Stiefdochter is dan in ieder geval weer van de partij, voorgoed gewonnen voor de verhalen van Roadburn.
Gezien: 18 t/m 21 april 2024 in Tilburg
De nieuwe OOR!
Bestel ‘m hier.