Het moet bevrijdend zijn om eens níet in Radiohead te zitten – als je althans normaal gesproken in Radiohead zit. The Smile, de nieuwe band met Thom Yorke, Jonny Greenwood en Sons of Kemet-drummer Tom Skinner moet voor alle betrokkenen een heerlijke uitlaatklep zijn. De één kan liedjes schrijven zonder het gewicht van zo’n Grote Band mee te torsen, de ander mag de gejaagde jazzdrums eens in een andere mal gieten. Dit weekend speelden ze drie shows in Londen.
Fotografie Wunmi Onibudo
Het is zaterdagavond de eerste van drie liveshows in minder dan vierentwintig uur, we kijken mee via livestream. The Smile staat in een ronde kooi van licht, de bandleden naar elkaar toegekeerd, wat het geheel een intimiteit geeft die bij een show van het moederschip ondenkbaar is. Het publiek – zo’n duizend gelukkigen wisten een écht kaartje te bemachtigen en zijn er écht bij – zit in een cirkel om het ronde podium heen, van de muzikanten gescheiden door banen van ledlicht.
The Smile is niet Radiohead. Het is lichter, dynamischer, speelser. Dat ligt niet aan het songmateriaal. Hier en daar beukend en schurend, zoals op de single You’ll Never Work In Television Again, soms regelrecht Radioheadiaans als op uitschieter Speech Bubbels, een kwetsbaar liedje badend in een badje van synthesizers, waar een typisch Yorke-gitaarplukje doorheen zwabbert.
Tom Skinner neemt de jazz van Sons of Kemet mee naar The Smile. Hij drumt dynamisch, soms ingetogen, soms hard, en bezit de magische gave om melodielijnen te ondersteunen en naar een hoger plan te tillen. Het is de drummer, de ritmesectie, natuurlijk, maar denken dat hij alleen verantwoordelijk is voor het fundament is een misvatting – hij kadert de liedjes liefdevol in, de juiste tikken op de juiste plaats. Zoals bijvoorbeeld in Skirting On The Surface, een vermist gewaand Radioheadliedje dat maatsoortjagers vast weer een aantal uren plezier gaat bezorgen. En, voor de Radioheadarchivarissen onder ons, ook Open The Floodgates duikt op, in een prachtig uitgeklede versie.
Dit alles komt aardig goed de kamer binnen via de internetkabel. Het is moeilijk niet jaloers te zijn op de mensen die wel weer mochten, maar dankzij strakke regie en bovenal een waanzinnig goede geluidsmix is het ook vanaf de bank genieten. Greenwoods gitaar in het neurotische Thin Ting roept haarscherpe beelden op van Steve Reich in een leren jasje, en alle foutjes komen genadeloos mee. Het beeld is ondertussen een werveling van paars en rood, en we draaien met de cameraman mee rond het podium en de lichtkooi. De songtitels verschijnen in grote letters op het scherm, de kleuren verdwijnen voor een liedje in zwart-wit. Smaakvol, niet afleidend – de muziek en het optreden krijgen alle ruimte.
Over gemaakte foutjes gesproken – op de gezonden boodschap valt ook wel het één en ander aan te merken. Als Yorke zich uit in meer specifieke beelden van angst, woede en algeheel ongemak is hij sterk, dan weet hij woorden precies het juiste venijn mee te geven om effectief te zijn. Waagt hij zich echter aan grotere observaties, zoals in The Same – een liedje dat gaat over, wel, het feit dat wij mensen toch echt allemaal hetzelfde zijn – blijft hij hangen in mantra’s van het niveau ‘samen staan we sterker’, mantra’s die zo op CDA-verkiezingsposters kunnen. Ook als hij zijn innerlijke Neil Young de ruimte geeft in Free In The Knowledge slaat het allemaal een beetje plat – tot Skinner en Greenwood het liedje met een prachtige inval komen redden.
We mogen glimlachen na dit tweede examen van The Smile. Het schuurt, hort, stoot en puft allemaal net iets meer dan het moederschip, maar de vloeiende drums houden alles binnenboord en geven het geheel een herkenbare eigen smoel. Nu is het hopen dat het album niet te lang op zich laat wachten. En mogen we al dromen over een festivalweide?
Gezien: online op zaterdag 29 januari