Nu de onthullingen van allerlei bedenkelijke praktijken uit een grijs verleden ons om de oren vliegen, lijkt dit me hét moment om eens aandacht te vragen voor de dingen die van óns, popjournalisten, zoal verwacht werden in de jaren tachtig en negentig. Dingen waar we ons destijds nauwelijks tegen konden verzetten.
Zo werden we met grote regelmaat op het vliegtuig gezet naar grote steden aan de Amerikaanse west- of oostkust, met een taxi bij de luchthaven afgehaald en vervoerd naar een hotel. En dan geen leuk boetiekhotelletje met ’s ochtends een ontbijtmandje voor je deur, nee, een kolossaal vijfsterrenhotel met soms wel 36 verdiepingen en een enorme marmeren receptie in de lobby. Erachter stonden mensen in uniform. We werden ondergebracht in veel te ruime kamers met roomservice en een aanstootgevend grote tv.
Ter plekke moesten we werk verrichten: ‘exclusieve’ interviews doen met arrogante Amerikaanse pop- en rocksterren, meestal. Die zaten dan vaak weer in nóg protseriger hotels een eindje verderop in de stad. Daar werden we, ook weer met een taxi, in groepjes naartoe gebracht. Soms hadden we tijdens zo’n buitenlandse reis maar één uurtje werk, maar zaten we dágenlang in ons vijfsterrenhotel – dat we niet zelf mochten betalen – en moesten we maar zien hoe we de rest van onze tijd doorkwamen, doorgaans in een zonovergoten Los Angeles of op een met winkels, musea en theaters bezaaid Manhattan. We konden geen kant op. Enfin, ik schrik er ’s nachts nog weleens wakker van. En als de tijd rijp is, schrijf ik er misschien nog eens een boek over.
Gelukkig is de dagelijkse praktijk voor popjournalisten tegenwoordig héél anders. Simpeler en overzichtelijker vooral. Interviews, zelfs coverstory’s (zie de vorige OOR), scoren we gewoon om de hoek. Letterlijk. Gesprekje met Personal Trainer? Vijf minuten fietsen voor onze redacteur uit Amsterdam-Oost. Interview met gitarist Terrie van The Ex en zijn dochter annex rijzende electropopster Lena Hessels? Graag melden op hetzelfde (!) adres en o ja, onderweg even oliebollen kopen voor de foto. Onze Eindlijst laten wegen door de fine fleur van de vaderlandse indierock, het koppel Pip Blom en – is ie weer – Personal Trainer-voorman Willem Smit? Komt u maar, rechterdeur alstublieft.
Ja, u leest het goed: drie grote verhalen, één locatie: een groot huis in een achterafstraat in Amsterdam-Oost, waar Het Allemaal Gebeurt. Het zenuwcentrum van waaruit de plannen voor de verovering van het buitenland door vaderlands indietalent (mits enigszins familie) worden uitgerold. Papa en mama – beiden illustere namen uit de Nederlandse muziekwereld – kijken vanaf de begane grond goedkeurend omhoog en dragen waar nodig hun steentje bij. Mooie boel daar.
Ook dicht bij ons, maar dan anders, staat tegenwoordig weer de vader aller OOR-sterfotografen, Anton Corbijn. Zolang wÃj maar met mooie verhalen komen, is hij niet te beroerd om in zijn rijke archief te duiken voor passende en immer indrukwekkende foto’s. Zoals ook nu weer voor onze jaarlijkse popdodengalerij, waarbij we in woord en beeld eerbiedig afscheid nemen van de gevallenen van dit jaar. Of voor onze doorwrochte beschouwing van Bono’s kloeke autobiografie, want Anton en Bono… Enfin, u kent ’t. Dat en nog véél meer lezens- en uitpluizenswaardigs (jaarlijstjes!) vindt u in deze laatste OOR van dit veelbewogen jaar. Waren er nog oliebollen?
De nieuwe OOR is uit!
Bestel ‘m hier.