Langs rokerige Newyorkse kroegen trok in 1992 een jongeman-met-gitaar. Zijn naam: Jeff Buckley. Zijn muziek: intens en eigenzinnig. Wapenfeiten: op dat moment, twee jaar voordat Grace (1994) zou verschijnen, nog geen. Maar omdat nieuwsgierigheid sterker is dan voorbarigheid, zocht OOR's correspondent Martin Aston (groot fan van vader Tim) het prille talent op in een van die kroegen van Manhattan. Hij trof een eenmanscoverband aan met - zoveel was duidelijk - een grote toekomst.
Het Poparchief komt tot stand in samenwerking met Collectie Nationaal Pop Instituut, onderdeel van het Allard Pierson – De Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
Openingsfoto Roy Tee
Het blijkt een klein café. Ik ben laat. Achterin is voldoende ruimte, maar voorin is ook nog een stoel vrij. Als ik er eenmaal zit, voel ik bijna de adem van de zanger. Niet dat hij het merkt; zijn ogen zijn strak gesloten en zodra ze even open gaan, flitsen ze snel heen en weer. Hij is nerveus. Ik ook; ik ben overrompeld en niet in staat aantekeningen te maken, dus ik vertrouw op mijn geheugen.
ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?