I Want The Door To Open is een stoptrein van een album. Telkens als je denkt: we rijden weer, trapt Lillie West op de rem en gebeurt er een tijdje niets. Je zou hopen dat die momenten van hollen en stilstaan elkaar versterken, maar dat effect heeft het niet. In pauzestand is Lala Lala oersaai en de onderbrekingen trekken de sprankelende ontwikkelingen juist omlaag. Maar áls het sprankelt, dan sprankelt het ook echt – en telkens op een andere manier.
Wat dat betreft is die stoptreinmetafoor slecht gekozen: geen landschap ter wereld is zo afwisselend. Er zijn gospelkoortjes, keyboarddekens en powerpoprefreinen. Er is ontregelende percussie en verslavende canonzang. Het trompetgeschal is soms vrolijk op een mariachi-manier, dan weer angstaanjagend. Wests hese zangstem houdt de plaat vanzelfsprekend bijeen, maar ze heeft nog iets gevonden om de samenhang te versterken: het laten terugkeren van bepaalde woorden en beelden. Het zwembad, de mist, het scherm, de weg. Eenvoudig trucje, uiterst effectief. Je zou haast geloven dat je vat krijgt op haar binnenwereld. ‘I want to be the color of the pool’, zingt ze ergens. Absurd beeld, maar je kunt het je helemaal voorstellen.