ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
Zie ook de allereerste woorden die Dave Gahan in de sterke opener A Pain That I’m Used To zingt: ‘I’m not sure / What I’m looking for anymore.’ De heren Gahan, Gore en Fletcher – inmiddels begin veertig – weten het ook niet precies meer, maar het blijft tobben, dat staat vast. Met het leven en het ouder worden welteverstaan (‘I’m still recovering / Still getting over all the suffering,’ mijmert The Sinner In Me, maar ook: ‘I’ll never be a saint’), want muzikaal zorgt de natuurlijke spanning tussen de bandleden – het resultaat van schijnbaar ongeneeslijke communicatiestoornissen – nog altijd voor weinig problemen. Sterker nog, Playing The Angel is het beste Depeche Mode-album sinds carrièrehoogtepunt Violator (1990), al hebben de mannen er wel wat sleetse DM-trucjes voor uit de vriezer moeten halen. Het bluesy John The Revelator tapt bijvoorbeeld achteloos uit het Personal Jesus-vaatje en ook de single Precious laat zich moeiteloos aanhoren als een Enjoy The Silence 2005. En zo zijn er nog wel wat gevalletjes zelfplagiaat te vinden. Het maakt Playing The Angel als geheel er echter niet minder om, want Gahan en co. doen hier in negentig procent van de tijd wat ze (nog altijd) als geen ander kunnen: gesofistikeerde en spannende, maar bovenal jaloersmakend coole popmuziek voor de eenentwintigste eeuw maken. ERIK VAN DEN BERG