ABONNEE EN WIL JE VERDER LEZEN?
BEN JE NOG GEEN LID?
De basis werd twee jaar geleden bij toeval gelegd toen de band in Hong Kong verbleef en er onverwachts een concert werd gecanceld. Spoorslags boekte het viertal een studio, waar in vijf dagen tijd de contouren van The Magic Whip verrezen. Gitarist Graham Coxon en oud-Blur-producer Stephen Street perfectioneerden het materiaal, Damon Albarn reisde nogmaals naar het oosten om zijn teksten in bijpassende sfeer te schrijven en uiteindelijk werd het dus alsnog goed genoeg bevonden om met de rest van de wereld te delen. Laat je niet van de wijs brengen door de eerste klap die hier wordt uitgedeeld. Lonesome Street is niet zozeer een magische als wel een voorspelbare tik, die even doet vermoeden dat Blur in old school Britpop is blijven hangen. Om het plaatje compleet te maken, zingt Albarn zelfs weer over de ‘underground’ en de ‘5.14 from East Grinstead’. Het is een misleidend intro voor een album dat over het algemeen kwalificaties als ‘melancholiek’, ‘stemmig’ en ‘desolaat’ oproept en even rijkelijk als subtiel door Coxon en Street werd gearrangeerd. Een vervreemdende en afwisselende plaat ook, die elementen van Albarns’ Everyday Robots (de computerbliepjes in Ice Cream Man) of zijn alweer vergeten zijproject The Good, The Bad & The Queen bevat (de statige, militante strijkers van There Are Too Many Of Us). Met het springerige I Broadcast en het wat flauwe Ong Ong wordt er weliswaar de nodige lucht geschapen, de magische klappen worden uiteindelijk vooral uitgedeeld door intieme prachtliedjes als My Terracotta Heart of het afsluitende Mirrorball, waarin Albarn z’n kwetsbaarste kant toont. Het klinkt allemaal ontegenzeglijk als Blur ja, maar The Magic Whip markeert ook op fraaie wijze waar de band nu staat. Dat maakt deze comeback nog knapper.